zondag 12 januari 2025

Arrigo PADOVAN was een (nòg) bétere en merkwaardiger coureur dan eerst gedacht

 

 

Arrigo Padovan is een week geleden overleden. Hij zou daags vòòr Eddy Merckx’ tachtigste verjaardag 98 jaar zijn geworden. Toch verdient hij postuum een postuum eresaluut want hij was een (nog) merkwaardiger coureur dan eerst ingeschat.


Hij was een relatief late roeping die pas op zijn 23ste prof werd en bijna 24 jaar toen hij op 1 mei 1951 de GP Industria & Commercio di Prato won aan de vooravond van zijn eerste Giro, waarin hij in Pescara bijna zijn eerste tappa won maar Giuseppe Minardi, de aanstaande winnaar van Il Lombardia (1952) tussen tweede plaatsen in Milano-Sanremo door, was hem daar te vlug af. Arrigo legde een bijzondere regelmaat aan de dag en kwam uit op de achtste eindplaats op nog geen kwartier van Fiorenzo Magni die Rik Van Steenbergen, Ferdi Kübler, Fausto Coppi, Giancarlo Astrua, Hugo Koblet en Louison Bobet afhield. Padovan was the best of the rest in wie men als klassementsrenner een wissel op de toekomst zag maar dat was te hooggegrepen. Hij vond zijn toevlucht in dagzeges maar hij moest geduldig zijn. De eerste liet vijf jaar op zich wachten tot de zesde dag die eindigde in Pescara, waar hij revanche nam op zijn dichtste ereplaats in 1951.

De twee volgende in 1959 respectievelijk 1960 waren dubbel en dik. De eerste daarvan werd in Genua behaald op André Darrigade, die twee en een halve maand later in Zandvoort (Ned.) de regenboogtrui zou grijpen. In de Giro daarop won Arrigo de slotrit in Milano en dat opnieuw vòòr een WK in spe, Rik Van Looy. Behalve drie keer winnen werd Padovan in de grote ronde van zijn land ook nog zesmaal tweede.

In de Tour was hij er, in een dienende rol voor de squadra Italia, slechts viermaal bij, goed voor twee victoires d'étapes: in Rouen 1956 (vòòr Gilbert Desmet, die er in het bezit kwam van le maillot jaune) en in Bordeaux 1958 (vòòr André Vlayen, de drager van de volle Belgische driekleur).

 

1956 was zijn speciaal jaar, waarin hij tussen 26 april tot 28 juli of in 93 dagen de drie grote ronden voltooide. De Vuelta was toen nog voorjaars, meteen na de klassiekers waarin Arrigo zich beperkte tot Milano-Sanremo die in 1956 zijn beste uitslag (8ste) opleverde.


In elk van de drie samengebalde grote ronden was Arrigo tuk op een dagzege. Die leek hij al meteen te behalen in de Vuelta maar op de voorlaatste dag had le regional de l’étappe Benigno Azpuru de vlucht vooruitgenomen, hij arriveerde aan een moyenne van nog geen 30 km./u. met grote voorsprong in Vitoria, waar Padovan zich uit de slappe greep van het nog amper 40 koppen tellende peloton waarvan Rik Van Steenbergen (die zes van de 18 ritten won, winnaar op punten werd en vijfde in het tijdklassement) de spurt voor de derde plaats regelde. 


Het ontmoedigde Arrigo niet om een week later in Milano aan de Giro te beginnen en de zesde rit te winnen in Pescara. 

In de Tour lukte hem dat al op de derde dag in Rouen, de habitat van Jacques Anquetil die het jaar daarop zijn debuut zou maken in de Tour om die op zijn 23ste meteen te winnen.


Eén van Padovans sterkste prestaties is wat tussen de plooien van de rest gevallen. Eind oktober 1952 werd hij derde in de 46ste Giro di Lombardia. Hij maakte er deel uit van een ruime kopgroep en werd in Milano enkel geklopt door Giuseppe Minardi en de amper 20-jarige Nino Defilippis

 

Toch werd Arrigo niet de klassieke coureur die men in hem wilde zien. Hij was al evenmin één veelwinnaar maar werd toch met aanzien opgeslagen in de annalen van het ciclismo italiana tussen 1951 en 1960. Daarna werd hij een geslaagd ondernemer in zijn thuishaven Masi (Padua, regio Veneto) en een rolmodel voor die gemeenschap.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten