donderdag 30 april 2020

Een halve eeuw geleden 
de betere versie van Greg Van Avermaet

Fred DE BRUYNE
beste klassieke coureur 
uit de late jaren vijftig

Fred De Bruyne had in 1954 in zijn tweede Tour drie dagzeges behaald. In 1955 voelde hij zich geroepen om voor een klassement te gaan maar meer dan een top twintig zat er niet in. In de herfst van dat jaar veranderde hij het geweer van schouder en opteerde resoluut voor de ééndagskoersen. Zowel in Paris-Tours als in Il Lombardia werd hij tweede. Het waren steengoede coureurs die hem de zegepas afsneden. Jacques Dupont deed dat in Paris-Tours (die hij al in 1951 had gewonnen), hij was de Olympische kampioen op de kilometer van Londen 1948. Cleto Maule klopte hem in Milano, hij zou het jaar daarop (opgelijst met een dagzege) vierde worden in de Giro.
Voor Fred De Bruyne waren het leerzame stijloefeningen voor de jaren die zouden volgen. In de Challenge Desgrange-Colombo zou hij vanaf 1956 een loepzuivere hattrickscoren. Dat betrouwbare jaarklassement hield na 1958 op te bestaan. Rik Van Looy zou er in 1959 met ruim verschil de virtuele winnaar van zijn geworden. De aflossing van de wacht had heel wat voeten in de aarde. Cruciaal daarin was de afsluitende Giro di Lombardia. Titelverdediger Fred De Bruyne leidde in de tussenstand met twaalf punten meer dan Rik Van Looy. Om nog kans te maken op de eindzege moest Rik II winnen en mocht Fred niet in de eerste acht eindigen. Ook een tweede, derde of vierde plaats kon volstaan indien Fred niet in de eerste vijftien eindigde. Fred en Rik waren ontegensprekelijk de twee beste klassieke coureurs uit die periode. In de afsluitende Giro di Lombardia geraakten ze samen voorop. Voor Van Looy was dat, zelfs indien hij won, geen onverdeeld gunstige situatie. In dat geval zou hij slechts drie punten meer opstrijken dan De Bruyne, die dan eindwinnaar bleef van de Desgrange-Colombo. Er was bovendien de nare herinnering aan de wereldkampioenschappen van 1956 en 1957, waarin Rik zich gefliktvoelde door Fred, die al of niet veinsde er helemaal ‘door te zitten’. Van Looy vertrouwde het zaakje niet, wist zich de snelste van de twee maar wilde geen genoegen nemen met de dagzege, het was hem om een ‘quitte ou double’ te doen. Het werd ‘quitte’ want Rik vertraagde de manoeuvers dermate dat het duo in het zicht van de finish door de achtervolgers overruled werd, waarmee De Bruyne het best wegkwam: hij won zijn derde Desgrange-Colombo op een rij en had geen rechtstreeks duel verloren van zijn aartsrivaal.  
Behalve een unieke hattrick in de Desgrange-Colombo triomfeerde Fred De Bruynetussen 1956 en 1959 in zes monumentale klassiekers: Milano-Sanremo 1956, de Ronde van Vlaanderen 1957, Paris-Roubaix 1957 en Liège-Bastogne-Liège 1956-1958-1959. Hij won nog zes ‘andere’ klassiekers in de vorm van dagzeges in de Tour. 

Fred De Bruyne kende een moeilijke jeugd. Zijn papa zat, van collaboratie beticht, in de gevangenis en zoonlief deelde in de klappen. Hij zette de ontberingen in adrenaline om en die brandde hem vooruit naar een onverhoopt palmares, dat door brute pech al vòòr zijn dertigste verjaardag drastisch ingekort werd. Fred De Bruyne was de intelligente versie van de meer getalenteerde Raymond Impanis. Hij stond als coureur op zijn strepen. Met Louison Bobet, de roi de soleil, bleef het niet klikken wel nog met ploegleider Antonin Magne en toch verkaste hij na 1956 naar Carpano, waar hij zijn twee beste seizoenen beleefde en zowaar Fausto Coppi meemaakte. Nog meer had hij aan ploegleider Vincenzo Giacotto die hem de Italiaanse klasse, gratie en stijl eigen maakte.
Fred werd inzake beproevingen niet ontzien. Hij maakte op 29 september 1956 Stan Ockers’ smartelijk verongelukken in het Antwerps Sportpaleis als onbevoorrechte getuige mee. Het was het keerpunt ten kwade dat een tsunami van eigen kommer en kwel inluidde. Als chauffeur kon hij in de winter van 1957-1958 aan ‘den Bareel’ in Zele twee oudjes, die onverhoeds vanachter een autobus opdoemden, niet ontwijken. Ze stierven ter plekke. Dat hakte er bij Fred, die nochtans helemaal vrijuit ging, diep in temeer hij het koppel kende. Fred zelf werd ook door een eigen zwaar verkeersongeval teruggezet toen hij op 14 augustus 1960 met Willy Vannitsen terugkeerde van een meeting op de piste van Gondrin nabij Bordeaux. Fred was er ten val gekomen en brak een sleutelbeen. Rik Van Looy was diezelfde dag op de Sachsenring van Hohenstein-Ernstthal (Oost-Duitsland) wereldkampioen geworden. Fred noch Willy werden daar niet bepaald vrolijk van. Bij hun terugkeer vergaapten zij zich in het Bois de Bologne aan de in een cabrio voorbijfladderende Brigitte Bardot. Willy verloor er de controle over het stuur bij en raakte een voorbijstekende wagen. De precieuze Mercedes 220 was perte totale, Vannitsen even buiten westen en na het linkersleutelbeen was ook de rechterschouder van De Bruyne naar de vaantjes. Fred werd door Sabena naar het ziekenhuis van Aalst gerepatrieerd, waar ene … Rik Van Looy één van zijn eerste bezoekers was. De twee konden privé en werk dus perfect gescheiden houden. 
Fred deed er alles aan op niveau terug te keren en leek daar ook in te slagen. Carpano (aperitieven en degustieven) was als shirtsponsor door Baratti (een bedrijf van chocolade en karamellen) verdrongen. Het Vlaamse openingsweekeinde stelde hem gerust. In Kuurne spurtte hij met een omvangrijke kopgroep voor de overwinning die hij moest delen met Leon Van Daele want de fotofinish bestond nog niet en dus velde de jury een salomonsoordeel. Fred was klaar voor meer. In de spurt van de eerste rit van de vijfdaagse Menton-Roma werd massaal gevallen en als vanzelfsprekend lag Fred er weer tussen met een gebroken sleutelbeen voor gevolg. Het was nog niet de keer teveel, dat was twee maanden later in de kermiskoers van Hamme, waar hij een massaval ternauwernood kon vermijden. Het was de druppel teveel die Fred van het ene moment op het andere deed besluiten dat het over and out was. 
“What now my love?”, overlegde Fred met zijn Lydie.
Zij wisten het niet zodat het zwarte gat wenkte als een diepe afgrond. Na een kort intermezzo als demonstreerder van Constructa wasmachines werd hij de opvolger van Maurice Dieudonné als wielercommentator voor de BRT. Het was de droomjob van zijn leven, die hij met passie uitoefende tot men hem na 1977 plots niet goed genoeg meer vond. Daarna werd hij ploegleider bij het Flandria van het triumviraat Freddy Maertens - Michel Pollentier - Marc Demeyer, een foute keuze. Bij Daf kwam hij opnieuw met zichzelf in balans in een functie die een kruisbestuiving was tussen public relations en ploegleider. Naderhand kon hij uitsluitend als public relation aan de slag bij het Panasonic van Peter Post. Hij was evenwel totaal uitgekeken op de wielrennerij die hij geen seconde zou missen.

Fred De Bruyne was een polyvalente kat met zeven levens. Toch overleed hij relatief jong op zijn 63ste in het Zuid-Franse Seillans waarnaar hij was uitgeweken omdat hij uitgekeken was op Vlaanderen dat hem niet in het hart droeg. In Zuid-Frankrijk genoot hij meer erkenning, in Seillans werd een straat naar hem genoemd. In zijn Berlare werd hij alsnog toch in ere hersteld. De jaarlijkse kermiskoers eind september kreeg het epitheton ‘Memorial Fred De Bruyne’ opgespeld. Na de 60ste editie had ik de eer en het genoegen in contact te komen met zijn zoon Peter (°1961), geen dandy zoals zijn papa maar een casualgekleed iemand die je het niet zou aangeven dat hij vanuit Luxemburg manager is/was van een internationaal concern. 
Als coureur was Fred De Bruyne ruim een halve eeuw geleden de betere versie van zijn streekgenoot Greg Van Avermaet. Fred zou in het huidige tijdvak een euromiljonair zijn. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten