zaterdag 30 mei 2020

Gustaaf DE SMET was méér 
dan een notoire kermiscoureur

Het zat er al een tijdje aan te komen dat Gustaaf De Smet niet bijster lang meer ‘onder ons’ zou zijn. Hij overleed in Oostakker twee weken na zijn 85ste verjaardag.

Uit de privécollectie van Frans KIMPE
Na opeenvolgende winst in de Omloop ‘Het Volk’, Gent-Wevelgem en de Ronde van Vlaanderen was hij al vrij vroeg zeker van het hoogst haalbare als amateur: een selectie voor de Olympische wegrit in Melbourne 1956, waar het parcours hem te hooggegrepen was. In het gezelschap van Norbert Verougstraete arriveerde hij 5’30” na het megatalent Ercole Baldini maar kwam toch nog uit op een niet onaardige 24ste plaats.
Staf was, hoewel hij de meeste van zijn 72 overwinningen in die sector behaalde, méér dan een notoire kermiscoureur. Hij trad frequent ‘buiten die oevers’ voor overwinningen met meerwaarde als: de Schaal Sels in Merksem 1960, de Omloop van Midden-België in Lier 1961, de Omloop der Vlaamse Ardennen in Ichtegem 1963 & 1967, de G.P. de Denain 1963, de Sluitingsprijs in Putte-Kapellen in 1963 & 1964, … 
Het werd allemaal ruim overstegen door zijn superjaar 1965, waarin hij zestien overwinningen behaalde waarbij vooral een trio dagzeges en de eindoverwinning in de Quatre Jours de Dunkerque.
Eerder was hij (na Noël Depauw en Bernard Van de Kerckhove) derde geworden in Gent-Wevelgem. Indien hij één klassieker kon winnen dan moest het Paris-Tours zijn. Na zijn derde plaats in 1964 focuste hij zich voluit op ‘la course des feuilles mortes’ met een strooptocht langs de Vlaamse kermiswegen die hij als een rittenkoers opvatte. Tijdens de twee maanden tussen 7 augustus en 7 oktober behaalde hij négen overwinningen. Hij leek onklopbaar en dat besefte ook Gerben Karstens die zich, met de eerder ontsnapte Tom Simpson als springplank, uit de voeten maakte en enkele tellen uit de greep van het ijlende peloton bleef waarvan Staf De Smet 'uiteraard' de spurt voor de tweede plaats won. Die Paris-Tours was een specialleke. Om de traditionele massaspurt te anticiperen had men de derailleur aan de ketting gelegd. Wie van versnelling wilde veranderen moest afstappen, not done dus. Het resulteerde, met weliswaar ‘wind mee’, in de op één na (Peter Post in Paris-Roubaix 1964) snelst  verreden klassieker ooit met een moyenne van 45,029 km./u. en het ‘experiment’ werd niet meer herhaald.
In dat heuglijke 1965 toog Staf zelfs naar de Tour de France omdat men hem niet kansloos achtte in de vlakke openingsrit van Köln naar Liège. Hij was er rotsvast van overtuigd dat hij Rik Van Looy kon verslaan zoals negen maanden eerder in het Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp. Staf had zich in de straten van de cité ardente in het spoor van Rik II vastgebeten en zou er misschien gepast zijn uitgekomen indien zijn ketting niet doormidden was gebroken.
Veel beter leek de Mariakerkse dertiger in 1966 niet meer te kunnen realiseren tot hij anderhalve maand na winst in Kuurne-Brussel-Kuurne (na Felice Gimondi en Jan Janssen) derde werd in Paris-Roubaix en (opnieuw) vijfde in Paris-Brussel. Naderhand werd hij ook nog vijfde in ‘zijn’ Paris-Tours.

Gustaaf De Smet, een homoniem van de illustere Latemse kunstschilder, was niet voor één gat te vangen. Reeds tijdens zijn koersjaren zette hij met zijn echtgenote een tabaksgroothandel op zodat hij zich liever niet te ver en niet te langdurig van zijn thuishaven bevond. Het verklaart ook waarom hij, in weerwil van lucratieve aanbiedingen, zijn hele carrière bij Groene Leeuw bleef. Hij liet de wielrennerij nooit helemaal los aangezien hij langdurig voorzitter was van de VOBOV-vrienden van Oost-Vlaamse ex-renners

Wat betreft afscheid nemen van illustere ex-coureurs is er nog meer ‘onheil’ op komst. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten