woensdag 4 september 2019

Het veldrijden zal vroeg of laat im-plo-de-ren
Ach, dàt veldrijden: het begint zowaar al zondag in Eeklo en het stopt pas op eind februari met de Oostmalse Sluitingsprijs en de Waregemse masters. Het sleept dus zes maanden aan. Waarom het niet nog wat meer op de spits drijven en er al mee beginnen op de Nationale Feestdag en het rekken tot en met Pasen als die niet te vroeg valt? Dit is schieten met een tweeloop in eigen voet. De freaks ervaren hun passie als “kaviaar en kreeft” en zelfs de modale burger heeft er tot twee netto uurlonen voor over om “erbij te zijn” en er “gezien” te worden. En oh wee die vrije voetbalweekends, dan maken ook die adepten hun opwachting voor een “plaats delict”.
Thema’s zonder variatie met telkens hetzelfde geringe aantal hoofdrolspelers uit de Lage Landen zodat de tv-kijker de perceptie heeft dat hij naar een heruitzending van de parochianencross van de week voordien zit te gapen. En ja hoor: ik doe daar soms ook aan mee want het is levend behang. 
Let wel: ik vind het veldrijden an sich een geweldige sport met meestal een exacte uitkomst maar het compacte format deugt niet: té regionaal met te weinig verschillende bedrijvers die ook nog in ploegverband gaan crossen wat de spoeling nog dunner maakt. Was het veldrijden maar half zo internationaal en half zo individueel als het veldlopen. 
Wout Van Aert en Mathieu van der Poel zullen er de komende winter helemaal niet respectievelijk niet helemaal bij zijn. Dat zullen de organisatoren geweten hebben: het volk wil zich veréénzelvigen met vedetten en wanneer die ontbreken dan laat ook de audience het snel afweten. Ze zijn zelfs blij dat ze op die manier enkele keren aan de oververzadiging kunnen ontkomen. 
Quality time zou moeten primeren op quantity time maar dat is onmogelijk met acht manches voor de SuperPrestige (die begint in het Nederlandse Gieten, waarna zeven in Vlaanderen), met acht manches voor de DVV Verzekeringen Trofee (zeven in Vlaanderen, één in Brussel) vijf manches voor de Soudal Classics (alle vijf in Vlaanderen) en acht voor de Ethias Trofee (zeven in Vlaanderen plus de afsluiter in het Nederlandse Hulst). 
Reken en tel: dat zijn 29 afspraken, waarvan 26 (!) in Vlaanderen. Des Guten zuviel, zou men daarvan in Duitsland (dat zich totaal afzijdig houdt, hoewel het met Rolf Wolfshohl ooit beschikte over de meest duurzame veldrijder die zich ook als wegrenner op en top onderscheidde). Des Guten?!
Maar er is nòg méér: negen manches voor de World Cup (twee in de USA, twee in Vlaanderen, één in Wallonië, Frankrijk, Nederland, Tsjechië, Zwitserland). Die stelt, qua geografische erspreiding, al iets meer voor maar die worden dan weer volgens de landenformule betwist, weer een determinatie door concentratie die de spankracht uitholt.
Geen enkele bundeling is representatief en zou beter opgeslorpt worden door één vigerend jaarklassement met een duizelingwekkende prijzenpot die startgelden overbodig maakt, al zal men die nooit helemaal kunnen uitsluiten. 

Mathieu van der Poel denkt er ingetogen het zijne van. Na die van Wout Van Aert neemt ook zijn hunker naar de weg toe. Bovendien hoeft het één het ander niet uit te sluiten. Mathieu verlaatte zijn veldritwinter om wereldkampioen op de weg te kunnen worden. Liever dàt dan eender welke Olympische titel wegens het verschil in visibiliteit: een regenboogtrui mag je het hele jaar daarop dragen, terwijl je het de Olympische gewaad uitsluitend op dat podium mag showen. Waarom laat men de Olympische kampioen geen vier jaar de gouden trui dragen? Dat zou wat geven! 

Overigens heb ik het al langer gehad met die precieuze truien die men op één namiddag toekent met dank aan de vorm en de omstandigheden van het moment, maar goed: wie ben ik om daar moeite mee te hebben? Dat niet weinigen mij een seniele zaag vinden is hun goed recht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten