maandag 23 november 2020

 Hattrick op het WK maar desillusie in Mexico 1968

 Gösta PETTERSSON

 late roeping kwam toch nog op tijd 

 

Oudste van vier Zweedse heemskinderen

 

Hij begint vandaag aan zijn 80ste levensjaar en nam deel aan de Olympische Spelen van Rome 1960, Tokio 1964 en Mexico 1968 en werd pas op zijn 29ste beroepsrenner. Dit moet een Oost-Duitse staatsamateur zijn, denk je dan maar het betreft een Zwééd, ronduit een fe-no-meen!

Als amateur was hij sant in eigen land par excellence met tien individuele titels (vanaf 1962 acht op een rij in de tijdrit, in 1967 en 1969 in de wegrit), hij werd (na Eddy Merckx en Willy Planckaert) derde op het WK in Sallanches 1964 en vijfde op de Nürburgring 1966; zevende in de Olympische wegrit van Tokio 1964 en derde in die van Mexico 1968. De 100 km. ploegentijdrit inspireerde hem nog meer: vijfde in Rome 1960, derde in Sallanches 1964, negende in Lasarte 1965 en zesde in Köln 1966. Daarna versierde hij een hattrick aan wereldtitels: in Heerlen 1967, Imola 1968 en Zolder 1969. Met drie andere Zweden uiteraard maar bovenal met jongere broers Sture (°1942, reeds in 1983 overleden), Erik (°1944, derde in Milano-Sanremo 1971) en Tomas (°1947).

Sowieso waren deze vier heemskinderen ook topfavoriet voor de Olympische 100 km. in Mexico 1968, waar ze evenwel kansloos verslagen werden door het Nederlandse kwartet (Fedor den Hertog, Jan Krekels, René Pijnen en Joop Zoetemelk) dat over elke kilometer gemiddeld bijna één seconde minder deed. Dat hakte er bij de Zweden zo diep in dat ze ondanks hun ‘gevorderde’ leeftijd een jaartje langer amateur bleven.

Vooral van Gösta viel het moeilijk te begrijpen dat hij pas in 1970 inging op een lucratieve aanbieding van Ferretti. Hij viel er met de deur in huis met een zesde plaats in de Giro en zelfs een podiumplek in de Tour na Eddy Merckx en Joop Zoetemelk, ook een debutant maar wel zes jaar jonger. In de herfst won hij de Coppa Sabatini en de Trofeo Baracchi met zijn broer Tomas als sidekick.

1971 kondigde zich nòg béter aan met opeenvolgende tweede plaatsen in Lugano, de Giro di Sardegna, Paris-Nice en een derde rang in Milano-Sanremo (op het podium met Eddy Merckx en Felice Gimondi). Hij kon in absolute gemoedsrust toeleven naar de Giro, waarin hij eveneens het podium beoogde. Hij besteeg er zowaar de hoogste trede nadat hij op weg naar Falcade de dagenlange leider Claudio Michelotto onttroonde. Hij werd in de slotdagen niet meer verontrust en was in de afsluitende tijdrit naar Milano de beste na werelduurrecordhouder Ole Ritter.

Gösta reed aansluitend ook opnieuw de Tour, waarin hij na twee weken uitzicht had op het podium tot hij in de Pyreneeënrit van Revel en Luchon opgaf.

Van dan af was zijn rijk als klassementsrenner uit. In de Tour zag men hem niet meer terug en in de Giro viel hij terug naar de zesde plaats in 1972, opgelijst met een eclatante dagzege in Catanzaro, waar hij het haalde van zijn enige medevluchter Eddy Merckx, met wie hij ruim vier minuten van de anderen wegreed. Ze waren partners in crime die de buit verdeelden: Gösta de dagzege, Eddy la maglia rosa die hij van Jose Manuel Fuente overnam en de basis legde voor zijn derde eindzege. In het klassement zakte Gösta verder weg: 13de in 1973 en 10de in 1974. Wel haalde hij nog het podium van Tirreno-Adriateco 1973 (derde) en van de Tour de Suisse 1974 (tweede na Eddy Merckx). Hij nam in schoonheid afscheid met een vierde plaats in de Volta a Catalunya en een tweede in de Trofeo Baracchi (met ‘Cochise’ Rodriguez als sidekick).

Welk uitpuilend palmares zou Gösta Pettersson uitgebouwd hebben indien hij vijf eerder naar de beroepscategorie was overgestapt? Vreemd dat geen enkel team hem eerder over die streep trok. Hij zal er zijn goede redenen voor gehad hebben, niet in het minst zijn academische studies aan de universiteit van Uppsala.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten