zondag 10 januari 2021

De (on)zin van de 

kampioenschappen 

in het wielrennen

 

Het zal deze namiddag leuke televisie opleveren en in deze (helaas weer opvérende) coronatijden is dat (ook voor mij) heel mooi meegenomen maar …

Ik zal tot het eind van mijn dagen een kruistocht volhouden tegen de kampioenschappen in het wielrennen omdat die - in schril contrast met de andere sporten - in één namiddag op een (weliswaar afgesproken) momentum worden toegekend.

Neem nu de Belgische kampioenschappen in het veldrijden van komende zondag in Meulebeke, dat ook al in 1958 en 1966 de tricolore locatie was. 

Stel dat Georges Van Aert zich niet vorige maandag maar deze voormiddag zijn opwachting had gemaakt dan ontbreekt zijn kakelverse papa Wout in Meulebeke en dan strijden Toon Aerts, Eli Iserbyt en Michael Vanthourenhout voor de volgorde van het podium. 

Stel dat in het kampioenschap van Nederland, voorzien in Zaltbommel maar afgelast, Mathieu van der Poel iets ingrijpends overkomt waardoor Lars van der Haar of Corné van Kessel wint ... 

Het zou de beide plaatsvervangende kampioenen van harte maar niet van hoofde gegund zijn want een flagrante aanfluiting van de sportieve logica.

Eén van de strafste ontwikkelingen in een kampioenschap van België voltrok zich op 9 november 1976 in Lommel, waar Roland Liboton het in de spurt haalde van Ivan Messelis, die àl zijn voorafgaande crossen had gewonnen. Niemand die dus meer recht had op de driekleur als de Hoogledenaar. Die momentopname was evenwel een teken aan de wand voor wat volgen zou want Roel schopte het naderhand veel verder dan Ivan, die evenwel veel beter slaagde in het algemene leven.

In de nationale kampioenschappen heeft zo'n farce zich dat nog niet dikwijls voorgedaan, wel vaker in de wereldkampioenschappen.


Wat vond u indertijd van Henk Baars (Getxo 1990), Dominique Arnould (Corva 1993), Dieter Runkel (Eschenbach 1995), … als kaper van een regenboogtrui die geenszins de ontwikkelingen van de voorafgaande maanden respecteerde.

Van die one hit wonders was de Nederlander de enige die (vierde in 1991) nog eens in de buurt van het podium geraakte.

Zelfs de zevende en ultieme wereldtitel van mijn grote idool Eric De Vlaeminck in Londen 1973 was onterecht. Albert Van Damme had dubbel zoveel keer gewonnen waaronder het kampioenschap van België in Sint-Maria-Horebeke, waaraan Eric niet eens deelnam zodat het veel voeten in de aarde had om hem alsnog voor het WK te selecteren, wat tenslotte ook gebeurde en waarvoor hij dankte met een zevende (!) regenboogtrui.

Recenter waren er de vier (!) lekke banden van Mathieu van der Poel tijdens het wereldkampioenschap van 2017 in Belvaux (Lux.), die het zegepad effenden voor de dat seizoen duidelijk mindere Wout Van Aert.

Het veldrijden is een exacte sport die heel meestal de beste op het hoogste schavotje hijst in tegenstelling tot de weg. Moet ik in dat verband herinneren aan de namen van Heinz Müller, Harm Ottenbros, Laurent Brochard, Romans Vainsteins, Igor Astarloa, …? 

Stel je voor: zij uitgeroepen tot kampioen van de wereld gepimpt met een regenboogtrui. Ik word er keer op keer ongemakkelijk van. Hoelang blijft die idioterie nog overeind?

Wat is de relevantie van dit kampioenschap van België, eigenlijk van Vlaanderen? Dat is het wereldkampioenschap, het kampioenschap van de wereld waarin Tom Pidcock en Mathieu van der Poel niet startgerechtigd zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten