2014 is een speciaal jaar voor Patrick Sercu
Op 27 juni viert (of betreurt) hij zijn 70ste verjaardag.
Op 16 oktober is het precies vijftig jaar geleden dat hij in Tokio Olympisch goud veroverde op de kilometer met staande start (1’09”59).
Ziedaar zijn allicht meest beklijvende prestatie uit zijn ruim twintigjarige carrière (1961-1983).
Patrick verwierf vooral naam en faam als baanrenner. Op de vele ovalen veroverde hij 65 titels, waarbij vooral drie mondiale op de snelheid (Rocourt 1963, Amster-dam 1967 en Antwerpen 1969).
Hij won 88 zesdaagsen (waarvan elf in Gent en vijftien met Eddy Merckx als ploegmaat).
Hij vestigde ook drie wereldrecords: op de kilometer met vliegende start indoor in 1967 (1’01”23); op de kilometer met staande start indoor in 1972 (1’07”5 ); op de kilometer outdoor in 1973 (1’02”6).
Patrick verwierf vooral maar niet enkel naam en faam op de piste. Ook als wegrenner verwierf hij een aanzienlijk marktaandeel en dat maakte hem zo mogelijk nog populairder.
De omschakeling begon in 1969 met een dagzege in Tirreno-Adriateco. Het jaar daarop behaalde hij zowaar de eindzege in de Ronde van Sardinië. Het waren Italiaanse voorbereidingskoersen in het teken van zijn raid op de vlakke voorjaarsklassiekers, waarin hij stuk voor stuk mooie ereplaatsen behaalde: achtste in Paris-Roubaix 1969, zevende in Gent-Wevelgem en in de Ronde van Vlaanderen 1970 en vijfde in Milano-Sanremo 1973 (gewonnen door zijn kopman Roger De Vlaeminck). In Paris-Tours, de klassieker die hem theoretisch het best lag, bleef hij steken op de elfde plaats in 1972.
De successen, waarvan hij in de klassiekers verstoken bleef, boekte Patrick wel in de twee grootste ronden. In de Giro d’Italia behaalde hij dertien dagzeges. Eddy Merckx (24), Roger De Vlaeminck (22) en Rik Van Steenbergen (15) waren de enigen die (nog) beter deden. Rik Van Looy (12) hield hij net achter zich. In de Tour de France hield hij het bij zes dagzeges (drie in 1974 en 1977). In die van 1974 veroverde hij de tijdelijke gele en de definitieve groene trui.
Na zijn aktieve carrière was Sercu heel even de bondscoach van de Belgische baanrenners maar te weinig buffering door de B.W.B. en budgettaire beperkingen ontmoedigden hem en deden hem al snel die handdoek gooien.
Veel duurzamer was zijn functie van directeur van het Gentse Kuipke en mede-organisator der zesdaagse, die hij verder hielp uitbouwen als een zeldzame trekpleister in dit almaar meer tanende circuit.
Patrick Sercu was de Eddy Merckx van het baanwielrennen. In die hoedanigheid werd hij postuum zwaar tekort gedaan. De indoor-wielerbaan aan de Blaarmeersen kreeg als naam Wielercentrum Eddy Merckx. Niets mis mee dat de naam Merckx in het begrip werd opgenomen. Het had evenwel Wielercentrum Merckx - Sercu moeten zijn. Dan had men de beide coryfeeën gegeven wat hen toekwam en met elkaar verbonden. Als ploegmaten wonnen de twee superkampioenen trouwens vijftien zesdaagsen.
In afwachting van een beslissing aangaande het voortbestaan van mijn Wielerjaarboek start ik na een onderbreking van ruim vijf jaar mijn Wielerdagboek herop. Ideeën en aanvullende of corrigerende reacties zijn welkom om er samen iets representatiefs van te maken. Wij mij een materieel steuntje in de rug wenst te geven mag dat zeker doen.
dinsdag 25 februari 2014
maandag 24 februari 2014
Rudi Altig was een pare jaren - crack
Rudi Altig is op donderdag 27 februari 2014 de 77-jarige eregast op de Nacht van de Flandriens in het Centrum Ronde van Vlaanderen. Dat is niet toevallig want over zes weken is het vijftig jaar geleden dat hij de Ronde van Vlaanderen won. Op 5 april 1964 bereikte hij Wetteren ruim vier minuten eerder dan de eerste anderen. Altig vertrok al vòòr de Valkenberg met nog ruim zestig kilometer voor de boeg. Hij moest een ijzige oostenwind trotseren maar reed desalniettemin almaar verder van de flanerende achtervolgers weg. Op zijn genadedag won hij tegen een recordgemiddelde van 41,685 km./u., een vergeten topprestatie uit de historie van de voorjaarsklassiekers. Het was vooral zijn eigen verdienste, al had de Mannheimer het mede te danken aan de enorme rivaliteit waaronder het peloton in die dagen gebukt ging. Benoni Beheyt, die het jaar voordien in Ronse de even rebelse als gecontesteerde wereldkampioen was geworden, en Rik Van Looy konden niet samen door één en dezelfde deur en de lankmoedige anderen keken passief geamuseerd toe hoe de twee mekaar de das omdeden.
Het was niet de enige topprestatie die Rudi Altig in zijn tijdvak neerzette. Hij was een adept van de baan en hij werd in de achtervolging, de zwaarste discipline, tweemaal op rij (1960 en 1961) wereldkampioen. In de finale nam hij tweemaal afstand van Willy Trepp, nadat hij in de halve finales de Italiaanse giganten Ercole Baldini en Leandro Faggin elimineerde.
Rudi Altig werd aansluitend voltijds wegrenner. Hij maakte al langer deel uit van het Franse team Saint-Raphael, waar hij vooral te maken kreeg met Jacques Anquetil zijn frère-ennemi voor wie hij niet zomaar het hoofd boog. In de Vuelta verdrong hij zijn notoire kopman, die de eerste coureur wilde zijn die de drie grote ronden op zijn naam schreef. Altig had er geen boodschap aan, ging vrank en vrij zijn eigen kans en haalde zijn slag thuis. Jacques Anquetil zag het met lede ogen aan en gaf “ziek” op.
Desalniettemin startten Altig en Anquetil twee maanden later samen in de Tour, die voor het eerst sinds lang met merkenploegen werd betwist. De Duitser besefte dat hij met zijn forse lichaamsbouw de Alpen en de Pyreneeën niet optimaal kon bedwingen en dus voor het tijdklassement niet in aanmerking kwam. Hij moest dus iets anders verzinnen om zich te onderscheiden en dat deed hij met drie dagzeges en de definitieve groene trui van de puntenstand.
Zijn meest onwaarschijnlijke triomf behaalde Rudi met het wereldkampioenschap in eigen Duitsland op de Nürburgring. Hij begon er ziek aan en dacht eerder aan opgeven dan aan winnen. Hij kwam er gaandeweg door en genoot zowaar de hulp en de bijstand van Jacques Anquetil om een scheve situatie alsnog recht te zetten. Der Rudi begon met ruime achterstand aan de slotronde en werd dan door Tourwinnaar Lucien Aimar (die nochtans zijn landgenoten Anquetil en Poulidor in de kopgroep had) op sleeptouw genomen en naar de spits gecatapulteerd. Anquetil, die het niet zag zitten dat de die dag sterkere Poulidor wereldkampioen zou worden, remde af in de spits. Altig haalde het in een spurt met drie van de duidelijk niet aandringende Anquetil (die in de regenboogtrui geen financiële surplus zag) en van Raymond Poulidor. De geloofwaardigheid van deze ontknoping was lelijk in het gedrang.
Merkwaardig welke overwinning Rudi Altig koos als de mooiste uit zijn carrière: de Trofeo Baracchi, de koppeltijdrit die hij in 1962 won met Jacques Anquetil. Vanzelfsprekend zat daar meer achter. Rudi had de laatste veertig van de 111 km. alleen de kop gedaan omdat Jacques “en méforme” het van hem niet meer kon overnemen. De Fransman stuikte, totaal murw gereden door zijn Duitse Bruder-Feind, neer in de ultieme bocht en liep daarbij zelfs een diepe hoofdwonde op.
Rudi Altig was duidelijk een pare jaren - crack. Na de wereldtitel achtervolging 1960 (die hij in 1961 verlengde), de Vuelta 1962, de Ronde van Vlaanderen 1964 en het wereldkampioenschap op de weg in 1966 won hij, daags na zijn 31ste verjaardag, in 1968 Milano-Sanremo. Op de Poggio reed hij weg met zeven anderen, onder wie Ward Sels, de aanvaller die daarbij zijn spurtwapen afbotte. Eén jaar eerder (in het onpare 1967 dus) haalde hij ook het podium van Paris-Roubaix, niet op de hoogste maar op de laagste trede na Jan Janssen en Rik Van Looy.
De inmiddels 32-jarige leverde zijn laatste hoogstandje in de proloog van de Tour 1969, waarin hij (-7”) als enige beter deed dan Eddy Merckx, die ‘s anderendaags zo graag in de gele trui op zijn Brusselse contreien was neergestreken. In dat soort situaties overstegen Altigs eigenbelangen al de rest. Ook Anquetil kon daar meer over vertellen.
Rudi Altig nam afscheid van het internationale forum met een obligate zege in de Rund um den Henninger Turm Frankfurt, waarin zijn jonge medevluchter en neo-prof Joop Zoetemelk zich de ziel uit het lijf reed voor het welslagen van de gretige Duitser.
Ook Rudi Altig werd onvermijdelijk aan doping gelinkt. Hij hield er zelfs de weinig flatterende bijnaam van "fietsende apotheek" aan over. Niet helemaal verzonnen. Evenmin als Jacques Anquetil verheelde hij die clandestiene activiteiten niet met de quote "Ik ben slim genoeg om middelen te gebruiken die geen sporen in de urine achterlaten." De meeste anderen van die tijd zullen het niet onverkorter hebben gedaan.
Na 1962 nam Rudi Altig, die ook het wereldrecord over de één en de vijf kilometer op zijn naam bracht, afstand van de zomerbanen en de kampioenschappen. Hij liet zijn vaardigheid als baanrenner niet helemaal los en verzilverde die in de zesdaagsen, waarvan hij er drieëntwintig won. Op de Duitse ovalen verdiende hij allicht nòg meer dan op de weg, die evenwel zijn sportieve voorkeur wegdroeg.
Ook voor Rudi Altig was het (wieler)leven niet uitsluitend rozengeur en maneschijn. Ook kommer en kwel kruisten zijn paden. In augustus 1963 onderging hij een riskante operatie aan de ruggengraat. In 1965 brak hij een dijbeen tijdens de Vuelta. Toch werd hij dat jaar nog tweede in het wereldkampioenschap te Lasarte - San Sebastian, waar hij zich kwalijk verrast werd door de tragere maar wel over meer reserves beschikkende Tom Simpson. In de nadagen van zijn carrière werd Rudi Altig door maagkanker overvallen maar in tegenstelling tot Jacques Anquetil (die al in november 1987 op 53-jarige leeftijd overleed) overleefde hij diezelfde zware kwaal.
Op 27 februari kan men in het Centrum Ronde van Vlaanderen aanschouwen hoe fris en monter Rudi Altig zijn rijpe leeftijd doormaakt.
Rudi Altig is op donderdag 27 februari 2014 de 77-jarige eregast op de Nacht van de Flandriens in het Centrum Ronde van Vlaanderen. Dat is niet toevallig want over zes weken is het vijftig jaar geleden dat hij de Ronde van Vlaanderen won. Op 5 april 1964 bereikte hij Wetteren ruim vier minuten eerder dan de eerste anderen. Altig vertrok al vòòr de Valkenberg met nog ruim zestig kilometer voor de boeg. Hij moest een ijzige oostenwind trotseren maar reed desalniettemin almaar verder van de flanerende achtervolgers weg. Op zijn genadedag won hij tegen een recordgemiddelde van 41,685 km./u., een vergeten topprestatie uit de historie van de voorjaarsklassiekers. Het was vooral zijn eigen verdienste, al had de Mannheimer het mede te danken aan de enorme rivaliteit waaronder het peloton in die dagen gebukt ging. Benoni Beheyt, die het jaar voordien in Ronse de even rebelse als gecontesteerde wereldkampioen was geworden, en Rik Van Looy konden niet samen door één en dezelfde deur en de lankmoedige anderen keken passief geamuseerd toe hoe de twee mekaar de das omdeden.
Het was niet de enige topprestatie die Rudi Altig in zijn tijdvak neerzette. Hij was een adept van de baan en hij werd in de achtervolging, de zwaarste discipline, tweemaal op rij (1960 en 1961) wereldkampioen. In de finale nam hij tweemaal afstand van Willy Trepp, nadat hij in de halve finales de Italiaanse giganten Ercole Baldini en Leandro Faggin elimineerde.
Rudi Altig werd aansluitend voltijds wegrenner. Hij maakte al langer deel uit van het Franse team Saint-Raphael, waar hij vooral te maken kreeg met Jacques Anquetil zijn frère-ennemi voor wie hij niet zomaar het hoofd boog. In de Vuelta verdrong hij zijn notoire kopman, die de eerste coureur wilde zijn die de drie grote ronden op zijn naam schreef. Altig had er geen boodschap aan, ging vrank en vrij zijn eigen kans en haalde zijn slag thuis. Jacques Anquetil zag het met lede ogen aan en gaf “ziek” op.
Desalniettemin startten Altig en Anquetil twee maanden later samen in de Tour, die voor het eerst sinds lang met merkenploegen werd betwist. De Duitser besefte dat hij met zijn forse lichaamsbouw de Alpen en de Pyreneeën niet optimaal kon bedwingen en dus voor het tijdklassement niet in aanmerking kwam. Hij moest dus iets anders verzinnen om zich te onderscheiden en dat deed hij met drie dagzeges en de definitieve groene trui van de puntenstand.
Zijn meest onwaarschijnlijke triomf behaalde Rudi met het wereldkampioenschap in eigen Duitsland op de Nürburgring. Hij begon er ziek aan en dacht eerder aan opgeven dan aan winnen. Hij kwam er gaandeweg door en genoot zowaar de hulp en de bijstand van Jacques Anquetil om een scheve situatie alsnog recht te zetten. Der Rudi begon met ruime achterstand aan de slotronde en werd dan door Tourwinnaar Lucien Aimar (die nochtans zijn landgenoten Anquetil en Poulidor in de kopgroep had) op sleeptouw genomen en naar de spits gecatapulteerd. Anquetil, die het niet zag zitten dat de die dag sterkere Poulidor wereldkampioen zou worden, remde af in de spits. Altig haalde het in een spurt met drie van de duidelijk niet aandringende Anquetil (die in de regenboogtrui geen financiële surplus zag) en van Raymond Poulidor. De geloofwaardigheid van deze ontknoping was lelijk in het gedrang.
Merkwaardig welke overwinning Rudi Altig koos als de mooiste uit zijn carrière: de Trofeo Baracchi, de koppeltijdrit die hij in 1962 won met Jacques Anquetil. Vanzelfsprekend zat daar meer achter. Rudi had de laatste veertig van de 111 km. alleen de kop gedaan omdat Jacques “en méforme” het van hem niet meer kon overnemen. De Fransman stuikte, totaal murw gereden door zijn Duitse Bruder-Feind, neer in de ultieme bocht en liep daarbij zelfs een diepe hoofdwonde op.
Rudi Altig was duidelijk een pare jaren - crack. Na de wereldtitel achtervolging 1960 (die hij in 1961 verlengde), de Vuelta 1962, de Ronde van Vlaanderen 1964 en het wereldkampioenschap op de weg in 1966 won hij, daags na zijn 31ste verjaardag, in 1968 Milano-Sanremo. Op de Poggio reed hij weg met zeven anderen, onder wie Ward Sels, de aanvaller die daarbij zijn spurtwapen afbotte. Eén jaar eerder (in het onpare 1967 dus) haalde hij ook het podium van Paris-Roubaix, niet op de hoogste maar op de laagste trede na Jan Janssen en Rik Van Looy.
De inmiddels 32-jarige leverde zijn laatste hoogstandje in de proloog van de Tour 1969, waarin hij (-7”) als enige beter deed dan Eddy Merckx, die ‘s anderendaags zo graag in de gele trui op zijn Brusselse contreien was neergestreken. In dat soort situaties overstegen Altigs eigenbelangen al de rest. Ook Anquetil kon daar meer over vertellen.
Rudi Altig nam afscheid van het internationale forum met een obligate zege in de Rund um den Henninger Turm Frankfurt, waarin zijn jonge medevluchter en neo-prof Joop Zoetemelk zich de ziel uit het lijf reed voor het welslagen van de gretige Duitser.
Ook Rudi Altig werd onvermijdelijk aan doping gelinkt. Hij hield er zelfs de weinig flatterende bijnaam van "fietsende apotheek" aan over. Niet helemaal verzonnen. Evenmin als Jacques Anquetil verheelde hij die clandestiene activiteiten niet met de quote "Ik ben slim genoeg om middelen te gebruiken die geen sporen in de urine achterlaten." De meeste anderen van die tijd zullen het niet onverkorter hebben gedaan.
Na 1962 nam Rudi Altig, die ook het wereldrecord over de één en de vijf kilometer op zijn naam bracht, afstand van de zomerbanen en de kampioenschappen. Hij liet zijn vaardigheid als baanrenner niet helemaal los en verzilverde die in de zesdaagsen, waarvan hij er drieëntwintig won. Op de Duitse ovalen verdiende hij allicht nòg meer dan op de weg, die evenwel zijn sportieve voorkeur wegdroeg.
Ook voor Rudi Altig was het (wieler)leven niet uitsluitend rozengeur en maneschijn. Ook kommer en kwel kruisten zijn paden. In augustus 1963 onderging hij een riskante operatie aan de ruggengraat. In 1965 brak hij een dijbeen tijdens de Vuelta. Toch werd hij dat jaar nog tweede in het wereldkampioenschap te Lasarte - San Sebastian, waar hij zich kwalijk verrast werd door de tragere maar wel over meer reserves beschikkende Tom Simpson. In de nadagen van zijn carrière werd Rudi Altig door maagkanker overvallen maar in tegenstelling tot Jacques Anquetil (die al in november 1987 op 53-jarige leeftijd overleed) overleefde hij diezelfde zware kwaal.
Op 27 februari kan men in het Centrum Ronde van Vlaanderen aanschouwen hoe fris en monter Rudi Altig zijn rijpe leeftijd doormaakt.
zaterdag 22 februari 2014
Sven Nys’ decennialange filosofie
"Beter tien vogels in de hand dan één in de lucht"
Sven Nys werd op zondag 2 februari 2014 niet voor de derde keer wereldkampioen veldrijden en dat is een schandelijke aanfluiting van de vigerende waardeverhoudingen. De wereldtitel en de regenboogtrui moesten in het bezit blijven van de beste veldrijder van het seizoen en dat was in 2013-2014 ontegensprekelijk Sven Nys. De realiteit wilde het anders. Dat Nys door de wonderbaarlijke atleet en de hyperschone mens Zdenek Stybar geklopt werd, kan het niet vergoelijken. De Tsjech is de weliswaar verdiende wereldkampioen van die ene dag. Het bewijst nogmaals het ridicule van een kampioenschap van een microwereld, dat men dus beter de G.P. van de U.C.I. zou noemen. De regenboogtrui zal men tijdens de winter van 2014-2015 niet vaak kunnen bewonderen want Stybar is in de eerste plaats wegrenner.
Sven Nys zit in hetzelfde schuitje als zijn voorganger-kannibaal Eddy Merckx (die éénendertig jaar eerder op dezelfde 17 juni geboren werd). Eddy werd viermaal wereldkampioen (als amateur in Sallanches 1964; als contractrenner in Heerlen 1967, in Mendrisio 1971 en in Montreal 1974. Nog is dit te weinig als symboliek voor de hegemonie die hij een decennium lang aan de dag legde.
Sven Nys blijft, in zijn nochtans kleinere discipline en zijn twee titels bij de beloften (1997 en 1998) meegeteld, eveneens op vier steken.
Nys zal er amper om malen. (wereld)Kampioen zijn is ook voor hem plezant maar hij wilde er de rest van zijn seizoen nooit aan offeren. Stel dat het dan die ene dag misloopt (wat al meermaals gebeurde), dan staat hij met lege handen en vooral een geërodeerde bankrekening. Beter tien vogels in de hand dan één in de lucht, moet zowat zijn redenering zijn. En hij heeft een veelvoud van tien vogels in de hand, zie maar: 6 eindoverwinningen en 49 dagzeges in de Wereldbeker, 13 eindoverwinningen en 63 dagzeges in de Super-Prestige, en 9 eindoverwinningen en 48 dagzeges in de Gva - trofee / bpost bank - trofee.
Nys’ uitpuilend palmares is er zelfs géén uit de oude tijden want in die dagen bestond er geen copieus programma zoals in dit tijdvak met gemiddeld ruim één topcross per weekend. Het promoveert Sven tot de best betaalde veldrijder ooit en er zal al veel moeten gebeuren om hem - wat dat betreft - nog te overtreffen.
Het kan niet genoeg beklemtoond worden welke eminentie Sven Nys is. Hij heeft zijn palmares opgebouwd met de benen én het hoofd, niet met de mond waaruit enkel bedachtzame praat komt. Eerlijk als hij immer is, rekent hij een zeldzame nederlaag steevast zichzelf aan. In Hoogerheide 2014 was hij de oudste deelnemer maar de beste van het seizoen en toch had hij er op 2 februari 2014 niet meer moeite mee dan nodig om in Zdenek Stybar, die over meer uithouding beschikte, zijn meerdere te erkennen. Nys gaat er nog twee winters mee door maar het zou illusionair zijn om alsnog van een volgende regenboogtrui te dromen. Uitgesloten is het niet maar de kansen slinken; trouwens Zdenek Stybar mag zijn derde wereldtitel begin 2015 in eigen Tabor verdedigen.
In het totaalklassement van àlle wereldkampioenschappen schuift Sven Nys géén plaats dichterbij. Rang negen geeft een geringschattend beeld van de meest gelauwerde en best betaalde veldrijder ooit.
Dit door mij bedachte systeem (basis: 125 75 50 40 30 25 20 15 10 en 5 punten voor de resp. eerste tien van het vroegere Internationaal Criterium en het huidige wereldkampioenschap) geeft deze ranking:
"Beter tien vogels in de hand dan één in de lucht"
Sven Nys werd op zondag 2 februari 2014 niet voor de derde keer wereldkampioen veldrijden en dat is een schandelijke aanfluiting van de vigerende waardeverhoudingen. De wereldtitel en de regenboogtrui moesten in het bezit blijven van de beste veldrijder van het seizoen en dat was in 2013-2014 ontegensprekelijk Sven Nys. De realiteit wilde het anders. Dat Nys door de wonderbaarlijke atleet en de hyperschone mens Zdenek Stybar geklopt werd, kan het niet vergoelijken. De Tsjech is de weliswaar verdiende wereldkampioen van die ene dag. Het bewijst nogmaals het ridicule van een kampioenschap van een microwereld, dat men dus beter de G.P. van de U.C.I. zou noemen. De regenboogtrui zal men tijdens de winter van 2014-2015 niet vaak kunnen bewonderen want Stybar is in de eerste plaats wegrenner.
Sven Nys zit in hetzelfde schuitje als zijn voorganger-kannibaal Eddy Merckx (die éénendertig jaar eerder op dezelfde 17 juni geboren werd). Eddy werd viermaal wereldkampioen (als amateur in Sallanches 1964; als contractrenner in Heerlen 1967, in Mendrisio 1971 en in Montreal 1974. Nog is dit te weinig als symboliek voor de hegemonie die hij een decennium lang aan de dag legde.
Sven Nys blijft, in zijn nochtans kleinere discipline en zijn twee titels bij de beloften (1997 en 1998) meegeteld, eveneens op vier steken.
Nys zal er amper om malen. (wereld)Kampioen zijn is ook voor hem plezant maar hij wilde er de rest van zijn seizoen nooit aan offeren. Stel dat het dan die ene dag misloopt (wat al meermaals gebeurde), dan staat hij met lege handen en vooral een geërodeerde bankrekening. Beter tien vogels in de hand dan één in de lucht, moet zowat zijn redenering zijn. En hij heeft een veelvoud van tien vogels in de hand, zie maar: 6 eindoverwinningen en 49 dagzeges in de Wereldbeker, 13 eindoverwinningen en 63 dagzeges in de Super-Prestige, en 9 eindoverwinningen en 48 dagzeges in de Gva - trofee / bpost bank - trofee.
Nys’ uitpuilend palmares is er zelfs géén uit de oude tijden want in die dagen bestond er geen copieus programma zoals in dit tijdvak met gemiddeld ruim één topcross per weekend. Het promoveert Sven tot de best betaalde veldrijder ooit en er zal al veel moeten gebeuren om hem - wat dat betreft - nog te overtreffen.
Het kan niet genoeg beklemtoond worden welke eminentie Sven Nys is. Hij heeft zijn palmares opgebouwd met de benen én het hoofd, niet met de mond waaruit enkel bedachtzame praat komt. Eerlijk als hij immer is, rekent hij een zeldzame nederlaag steevast zichzelf aan. In Hoogerheide 2014 was hij de oudste deelnemer maar de beste van het seizoen en toch had hij er op 2 februari 2014 niet meer moeite mee dan nodig om in Zdenek Stybar, die over meer uithouding beschikte, zijn meerdere te erkennen. Nys gaat er nog twee winters mee door maar het zou illusionair zijn om alsnog van een volgende regenboogtrui te dromen. Uitgesloten is het niet maar de kansen slinken; trouwens Zdenek Stybar mag zijn derde wereldtitel begin 2015 in eigen Tabor verdedigen.
In het totaalklassement van àlle wereldkampioenschappen schuift Sven Nys géén plaats dichterbij. Rang negen geeft een geringschattend beeld van de meest gelauwerde en best betaalde veldrijder ooit.
Dit door mij bedachte systeem (basis: 125 75 50 40 30 25 20 15 10 en 5 punten voor de resp. eerste tien van het vroegere Internationaal Criterium en het huidige wereldkampioenschap) geeft deze ranking:
01) Rolf WOLFSHOHL (D.) 1060
02) Albert Zweifel (Zwits.) 1050
03) André Dufraisse (Fr.) 1015
04) Eric De Vlaeminck (B.) 995
05) Renato Longo (It.) 935
06) Erwin Vervecken (B.) 820
07) Roger Rondeaux (Fr.) 800
08) Adrie van der Poel (Ned.) 780
09) Sven Nys (B.) 765
10) Mario De Clercq (B.) 650
11) Roland Liboton (B.) 605
12) Albert Van Damme (B.) 535
13) Zdenek Stybar (Tsjech) 525
14) Peter Frischknecht (Zwits.) 480
00) Bart Wellens (B.) 480
16) Klaus-Peter Thaler (D.) 470
17) Hennie Stamsnijder (Ned.) 455
18) Robert Oubron (Fr.) 430
19) Camille Foucaux (Fr.) 400
00) Daniele Pontoni (It.) 400
21) Herman Gretener (Zwits.) 375
22) Richard Groenendaal (Ned.) 365
23) Amerigo Severini (It.) 340
24) Charles Vaast (Fr.) 330
25) Jean Robic (Fr.) 325
26) Pierre Jodet (Fr.) 320
27) Niels Albert (B. ) 265
00) Maurice Seynaeve (B.) 265
29) Roger Declercq (B.) 260
30) Francis Mourey (Fr.) 250
00) Klaas Vantornout (B.) 250
32) Roger De Vlaeminck (B.) 240
33) Radomir Simunek jr. (Tsj.) 235
34) Kamiel Vermassen (B.) 235
35) Hilaire Bertillin (Fr.) 230
00) Henri Moerenhout (B.) 230
00) Georges Ronsse (B.) 230
38) Pascal Richard (Zwits.) 225
39) Henk Baars (Ned.) 220
00) Sylvère Maes (B.) 220
41) Georges Meunier (Fr.) 220
42) Josy Mersch (Lux.) 215
43) Danny De Bie (B.) 210
44) Hans Bieri (Zwits.) 205
00) Kevin Pauwels (B.) 205
46) Mike Kluge (D.) 200
00) Robert Vermeire (B.) 200
48) Dominique Arnould (Fr.) 185
49) Henri Deconinck (Fr.) 175
00) Rein Groenendaal (Ned.) 175
00) Dieter Runkel (D.) 175
52) Firmin Van Kerrebroeck (B.) 170
53) Georges Peuziat (Fr.) 155
00) Tom Vannoppen (B.) 155
55) Beat Breu (Zwits.)145
00) André Wilhelm (Fr.)145
maandag 3 februari 2014
Wanneer het goed is,
dan mag het er ook in
De welluidende naam van Frans Vandenweghe, de gewezen sportfunctionaris van Ledegem, duikt geregeld op in de lezersbrieven van Het Laatste Nieuws, zo ook weer vorige week wanneer hij verrassend opkwam voor de Wielerbond. Ziehier zijn pennevrucht:
Wanneer we in deze lezersrubriek iets lezen over de wielerbond op zich, dan is dat meestal negatief: profiteurs, poenpakkers en meer van dergelijke zaken. Of deze opmerkingen terecht of onterecht zijn, laat ik in het midden. Maar als de wielerbond iets positiefs beslist, dan hoor je meestal niemand. En dat is jammer. Zoals in het volgend voorbeeld. Om tegemoet te komen aan de kleinere organisatoren van wielerwedstrijden, die het door de economische crisis steeds moeilijker hebben om hun budget rond te krijgen, heeft de Wielerbond Vlaanderen de prijzen van aansluiting en organisatievergunningen gevoelig verminderd. De aansluiting 2014 kost nu 75 euro minder dan vorig jaar. De organisatievergunning is zelfs 130 euro goedkoper dan vorig jaar. Bedankt Wielerbond Vlaanderen. Als het goed is mag Vlaanderen dat ook weten.
Het typeert Frans' objectiviteit en positivisme. Enkele jaren geleden werd hij nochtans lelijk in het ootje genomen door diezelfde wielerbond die zijn geesteskind Ledegem-Kemmel-Ledegem zodanig schoffelde dat Koerskomitee Ledegem zich niet langer geroepen voelde om deze arbeidsintensieve organisatie op zich te nemen. En zo verdween Vlaanderens mooiste voor junioren pijnlijk van de wielerkalender.
Men kan Frans Vandenweghe alvast geen rancune aanwrijven.
dan mag het er ook in
De welluidende naam van Frans Vandenweghe, de gewezen sportfunctionaris van Ledegem, duikt geregeld op in de lezersbrieven van Het Laatste Nieuws, zo ook weer vorige week wanneer hij verrassend opkwam voor de Wielerbond. Ziehier zijn pennevrucht:
Wanneer we in deze lezersrubriek iets lezen over de wielerbond op zich, dan is dat meestal negatief: profiteurs, poenpakkers en meer van dergelijke zaken. Of deze opmerkingen terecht of onterecht zijn, laat ik in het midden. Maar als de wielerbond iets positiefs beslist, dan hoor je meestal niemand. En dat is jammer. Zoals in het volgend voorbeeld. Om tegemoet te komen aan de kleinere organisatoren van wielerwedstrijden, die het door de economische crisis steeds moeilijker hebben om hun budget rond te krijgen, heeft de Wielerbond Vlaanderen de prijzen van aansluiting en organisatievergunningen gevoelig verminderd. De aansluiting 2014 kost nu 75 euro minder dan vorig jaar. De organisatievergunning is zelfs 130 euro goedkoper dan vorig jaar. Bedankt Wielerbond Vlaanderen. Als het goed is mag Vlaanderen dat ook weten.
Het typeert Frans' objectiviteit en positivisme. Enkele jaren geleden werd hij nochtans lelijk in het ootje genomen door diezelfde wielerbond die zijn geesteskind Ledegem-Kemmel-Ledegem zodanig schoffelde dat Koerskomitee Ledegem zich niet langer geroepen voelde om deze arbeidsintensieve organisatie op zich te nemen. En zo verdween Vlaanderens mooiste voor junioren pijnlijk van de wielerkalender.
Men kan Frans Vandenweghe alvast geen rancune aanwrijven.
Abonneren op:
Posts (Atom)