maandag 19 augustus 2019

Felice Gimondi was Coppiaans halfweg
de jaren zestig en dan kwam Eddy Merckx

Wat héél goed is, komt héél snel. 
Toch was de Bergamask al bijna 22 jaar toen hij in 1964 de Tour de l’Avenir won. Zes weken later won de amper 19-jarige Eddy Merckx het loodzware wereldkampioenschap in Sallanches-Passy, waar Gimondi bleef steken op de 26steplaats. Weer zeven weken verder trok de kakelverse wereldkampioen in de Olympische wegrit de kaart van de snellere Walter Godefroot die in Hachioji (Tokio) brons veroverde. Merckx werd er nog twaalfde, Gimondi anoniem 26ste. Hoewel twee jaar en negen maanden jonger leek Eddy dan al aardig wat voorsprong te hebben op Felice, wiens Franse triomf al tussen de plooien van de vergetelheid was beland maar in de lente van 1965 meteen weer opgehaald na zijn tweede plaats (na Roberto Poggiali) in La Flèche Wallonne, waarin Merckx een operkelijk profdebuut maakte tot hij op dertien kilometer van de finish afstapte. 
Gimondi’s dichtste ereplaats leverde een selectie op voor de Giro om te knechten voor zijn meer  beslagenkopman Vittorio Adorni, die na vijfde, tweede en vierde plaatsen eindelijk won. Straf dat modelhelper Felice de derde eindplaats in de wacht sleepte om zestien dagen later als last minute ook aan te zetten in de Tour om er op de derde dag in Rouen (de thuishaven van Jacques Anquetil) een eerste dagzege te behalen en een eerste gele trui te veroveren. Dat kleinood zou hij, in weerwil van de al op de negende dag abdicerende Adorni, niet meer afstaan.
In 1966 meende Gimondi iets anders te moeten verzinnen om even spraakmakend te zijn of was het onder het motto ‘verandering van spijs doet eten’? Feit was dat hij zich, in plaats van op de grote ronden, op de grote ééndagskoersen focuste. In Paris-Roubaix schudde hij op de nijdige helling in Mons-en-Pévèle zijn laatste aanklampers (onder wie Jaak De Boever) van zich af en zette een solo van ruim veertig kilometer op die hem minstens vier minuten eerder dan alle anderen de roze piste van Roubaix liet oprijden. Het viel hem te beurt zestien jaar na Fausto Coppi, die in 1950 met 2’41” voorsprong won en vijftien jaar na Antono Bevilacqua, de regérende wereldkampioen achtervolging die anderhalve minuut wegreed van Louison Bobet en Rik Van Steenbergen.
Gimondi zette de volgende zondag ook Paris-Brussel naar zijn pedalen met opnieuw kasseien (die van Mont-Saint-Pont nabij Braine-l’Alleud) als hoekstenen. Bizar dat hij aansluitend niet tot zijn recht kwam in de Ardense klassiekers. In Liège-Bastogne-Liège zou hij trouwens nooit dichter eindigen dan de zevende plaats (in 1969), de enige lacune op zijn palmares. Op het einde van het seizoen 1966 won hij wel Il Lombardia nadat Adorni hem, op de rand van het toelaatbare, de zegepas had afgesneden. Twee en een half jaar later haalde hij ook het podium van de hem minder genegen Ronde van Vlaanderen maar in Merelbeke arriveerde hij wel … 5’36” later dan Merckx, die een heroïsche solo van zeventig kilometer (vanaf Vollezele) bekroonde.
Wat Gimondi halfweg de jaren zestig voor het voetblicht bracht, was Coppiaansmaar van korte duur. Hij won in 1967 weliswaar zijn eerste Giro maar dat dankte hij in aanzienlijke mate aan het monstercoalitie waarmee men de geïsoleerde Jacques Anquetil van zijn sokkel stootte. In 1968 won hij zuinig de Vuelta en werd na Anquetil de tweede coureur die de grote ronden op zijn palmares bijschreef. Slechts vijf anderen zouden het Jacques en Felice nadoen: Eddy Merckx, Bernard HinaultMiguel IndurainVincenzo Nibali en Chris Froome.
Een maand later werd Gimondi niet enkel op de Tre Cime di Lavaredo weggezet door Eddy Merckx, wiens lockout hem in 1969 aardig van pas kwam om de Giro voor de tweede keer te winnen. En daarna begon Merckx’ recital in de Tour, dat hij in 1970, 1972 en 1974 oplijstte met een voorafgaande triomf in de Giro. Drie doublés waarvan Gimondi enkel maar kon van dromen. Tussendoor hakte Eddy het er in 1971 nog eens extra in door in Mendrisio (op amper zeventig kilometer van Bergamo) wereldkampioen te worden.
Gimondi was evenwel niet uitgeteld, hij was ontegensprekelijk the second best van zijn generatie. In ook al favoriete omstandigheden (Johan De Muynck was de beste maar werd schandalig aan zijn lot overgelaten door de eigen Brooklyn-crew) won hij de Giro een derde keer in 1976. De genereuze Gimondi hield er een dubbel gevoel aan over en was twee jaar later hemels blij dat hij de naar Bianchi overgekomen De Muynck aan de eindzege kon helpen die hem al in 1976 toekwam.
In het klassement van de Tour kon Gimondi Merckx niet meer in verlegenheid brengen, al was hij in 1975 wel de eerste die de ineenstortende Eddy op weg naar Pra-Loup als eerste passeerde, wat de eindzege van de kort volgende Bernard Thévenetinluidde. Het was de enige keer dat Felice een positief urinestaal afleverde. Hij kreeg een boetevan 1000 Zwitserse frank, werd een maand voorwaardelijk geschorst, naar de laatste plaats in de daguitslag verbannen en kreeg een tijdstraf van tien minuten aangerekend, waardoor hij in het algemeen klassement van de vierde naar de vijfde plaats terugzakte.

Voor het geheel van zijn illuster palmares verdiende Felice Gimondi minstens één regenboogtrui. Die viel hem bizar in de schoot in Barcelona 1973. Freddy Maertensen Eddy Merckx reden op de Montjuich van de anderen weg maar ijlden nièt samen naar de finish. Dat luidde de terugkeer in van Felice Gimondi en Luis Ocanain. Freddy fungeerde als leadoutvoor Eddy, die evenwel blokkeerde zodat Felice de regenboogtrui naar zich toetrok. Deze ontwikkeling werd ook omschreven als de clash der fietsonderdelen Campagnolo en Shimano. Indien Freddy wereldkampioen was geworden dan zou de Japanse constructeur dat wereldwijd uitvergroot hebben, waarbij Campagnolo zijn positie van marktleider er bij hebben ingeschoten. Ook die belangen speelden mee in de onverkwikkelijke ontwikkeling van het WK van 1973. 
Wereldkampioen worden, dat had Gimondi al vier jaar eerder willen bewerkstelligen. Hij probeerde zijn invloeden aan te wenden maar in Leicester 1970 was Jean-Pierre Monseréniet te vermurwen. Felice werd ongekend gecounterd maar uitte geen hard feelingsten opzichte van de 21-jarige Roeselarenaar, wel integendeel.
Er restte Gimondi nog één enkele verzuchting: Milano-Sanremo, een veronderstelde mission impossible die hij toch voor mekaar kreeg. Als regérend wereldkampioen kon hij in eigen land nòg meer invloeden aanwenden. Hij zette in de zone van de Capi een straffe solo op, hoewel: wanneer men beziet dat Eric Leman, de niet-aanvaller, twee minuten na hem tweede werd, geschaduwd door Franco Bitossi en Roger De Vlaeminck, dan kan men daar bijna uit afleiden dat Gimondi weinig in de weg werd gelegd en het werd ook à la Michele Dancelli in 1970 (achter de motoren?) weinig in beeld gebracht.
Felice Gimondi was een seigneur met aristocratische trekjes die niet koketteerde met zijn status. Eén enkele keer tierde hij onvertogen woorden: in 1972 toen Frans Verbeeck hem aan het eind van Gent-Wevelgem de zegepas afsneed. Verbeeck werd gedeclasseerd maar Roger Swertswerd de bevoordeelde derde hond
Felice Gimondi maakt deel uit van de absolute toptien van de naoorlogse periode. In de Giro was hij drie eindoverwinningen, twee tweede, vier derde, één vijfde, zevende en achtste plaatsen de best prestérende ciclista.
Ook als mens scheerde de buizerd van Bergamohoge toppen. Behalve Johan De Muynck kenden ook Walter Godefroot, Tony Houbrechts, Guido Reybrouck, Georges Van den BergheAlexen Rik Van LindenWilly In ’t Venen Wilfried Reybrouck het genoegen hem als vorstelijk vergoedende kopman mee te maken. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten