zaterdag 1 maart 2025

 Willy IN ’T VEN

begint vandaag aan zijn 82ste lente


Ha die Willy, was op zijn zeventiende een late roeping en werd pas een winnaar als twintiger: een dozijn keer in 1964 en twintig stuks in 1965. Kwaliteit ontbrak niet met vooral een derde plaats op het BK in Aubel, waar hij het podium stond met Eddy De Sitter en Louis Van den Broeck, van wie daarna amper nog wat vernomen werd in tegenstelling tot de Willy die er in 1966 als neoprof meteen stond. 

 

Een zevende plaats in La Flèche Wallonne was al knap maar drie dagen later kwam hij in een zonovergoten Liège-Bastogne-Liège nòg stràffer uit de hoek als de beste na Jacques hors concours Anquetil die Rocourt vijf minuten eerder binnenreed dan Willy en Vic Van Schil, die wel wou maar niet kon overnemen en de tweede plaats aan In ’t Ven toezegde. In de officële uitslag stond het anders but no hard feelings richting Vic zaliger.

“Het ijlende peloton dreigde ons op de piste van Rocourt  te overspoelen en dat schiep zoveel verwarring dat ik op de sintelbaan belandde zodat Vic mij ongewild passeerde omdat hij zich repte om zijn podiumplaats te vrijwaren. Ik was een blije derde.”

 

Willy werd meteen goed bevonden voor zijn debuut in de Tour en ook dat ging niet onopgemerkt voorbij. Hij piekte naar de koninginnenrit der Pyreneeën waarin hij op de Soulor vooropraakte met acht anderen. Op de Aubisque deelde hij  enkel nog het gezelschap van Tommaso De Pra die sowieso de nieuwe maillot jaune worden. Willy bood hem, omgerekend naar nu, 500 euro voor de dagzege. De Italiaan reed verkeerd maar kon weer aanpikken en bleek Willy “niet helemaal begrepen” te hebben en won in Pau. The winner takes it all. Willy’s Tour was desalniettemin geslaagd. Aansluitend werd hij vierde op het BK in Waregem.

 

In de titelren deed hij het jaar daarop nog beter. In Mettet zonderde hij zich af met zijn veel snellere Mann-Grundig-kompaan Jos Boons. De tweede plaats was zijn hoogste goed. Enkele dagen later werd zijn eerder (!) bestelde BMW thuis geleverd. Er werd voor waar rondverteld dat Boons die bekostigd had, Willy wou dat het waar was. 

“Jos was veel rapper dan ik en een Belgische driekleur is meerdere BMW’s waard”, beklemtoont Willy, die twee maanden later een dubbelslag versierde in Bertrix.

Willy was elk jaar goed voor minstens één overwinning die ertoe deed: in 1968 de GP d’Isbergues, in 1969 zelfs twee: de Brabantse Pijl en een dagzege in de 4 Jours de Dunkerque.

 

1970 werd zijn beste jaar met vooral een dagzege en de vijfde eindplaats in de Vuelta en de dichtste ereplaats in de GP des Nations op nog geen minuut van zijn kopman Herman Vanspringel maar vòòr Ole Ritter en Luis Ocaña. Noël Vantyghem werd derde en samen met In ’t Ven gedeklasseerd omdat ze (zoals de andere genoemden) fraudeerden bij de medische controle. 

In 1971 en 1972 leek Willy op zijn retour maar in 1973 beleefde hij zijn moment suprême in de E3 Harelbeke, waar hij, uitgestuurd door zijn kopman Eddy Merckx, triomfeerde.

 

“Daarna beging ik de inschattingsfout van mijn carrière”, bekent Willy. “Ik verliet de comfortzone van Eddy en Molteni voor het meer biedende Ijsboerke-Colner maar sportief werd ik er niet beter van.”

Na een tussendoortje bij Gero-Eurosol kon Willy op zijn 34ste zijn mooiste contract versieren bij het grote Bianchi van Felice Gimondi en Rik Van Linden. Kamiel had nog geen rit gewonnen maar leidde na tien top 10 plaatsen afgetekend voor de groene trui, die Jacques Esclassan hem niet meer zou afgenomen hebben. De Fransen moesten dus iets anders verzinnen om hun chouchou te helpen. 


“In de ultieme bergrit naar l’Alpe d’Huez hadden wij een bus van 31 renners gevormd die hors delais arriveerde en dus wegens het overtal wel zou gedelibereerd worden maar op 19 juli 1977 werden we zonder pardon uitgesloten wat Jacques Esclassan nog le maillot vert opleverde. Voor mij was dit het minste moment van carrière”, zucht Willy.

 

Vergeet vooral niet dat Willy tussen al zijn eigen bedrijven door een meester-helper van het gouden Mann-Grundig duo Jos Huysmans - Herman Vanspringel was en dat hij in mindere mate ook Felice Gimondi en Eddy Merckx diende.

 

Willy’s twee jaar jongere broer Paul koerste ook en werd in 1967 de verrassende winnaar van de Schedeprijs in Schoten.

Ook Willy’s zoon Danny (°1968) koerste. Hij topte diverse keren de BWB-ranking van alle koersen dat men het tot het In ’t Ven - klasse-ment omdoopte. Hij oordeelde dat hij als beroepsrenner meer en beter verdiende dan hij in 1992 en 1993 bij Collstrop kreeg. Hij verkondigde die waarheid iets té luid en té manifest zodat hij in ongenade viel en naar de elite 2 moest terugkeren. Danny had nochtans recht van spreken onder meer als de drievoudige kampioen van België tijdrijden: als junior (vòòr Bart Leysen en Marc Wauters) in 1986, als liefhebber in 1990 en 1991. In Tielt 1997 werd hij ook nog bij de elite 2 Belgisch kampioen op de weg.

 

De twee zonen van zijn dochter Kristel eveneens maar Daniël en Vincent Peeters hadden snel door dat het wielrennen niet helemaal hun ding was en slaagden op een andere manier in het leven.

 

Willy zag in de abdicatie van zijn nageslacht geen reden om de wielersport de rug toe te keren want als begeleider van Team Kempen staat hij nog altijd op de barricaden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten