donderdag 21 mei 2020

Jan JANSSEN
tachtig is prachtig!

Eergisteren werd hij al tàchtig: Johannes Adrianus Jan Janssen de Nederlandse nummer twéé uit de wielergeschiedenis na Joop Zoetemelk, die hij als wereldkampioen in 1964, als winnaar van de Vuelta in 1967 en van de Tour in 1968 voorging. Met overwinningen in Bordeaux-Paris 1966 en in Paris-Roubaix 1967 onderscheidde hij zich van zijn 6,5 jaar jongere landgenoot. 
Gebrilde Jan was niet ‘moeders mooiste’ noch elegantste op een koersfiets maar ‘afzien als de beesten’, stelde hem in staat om zijn hoogste doelstellingen te realiseren.

Tijdens de vroegste jaren zestig was het een aangekondigde kroniek dat hij tot een groot kampioen zou ontwikkelen maar dat het zò’n vaart zou nemen, néén! Als onafhankelijke won hij het Kampioenschap van Zürich. Het leverde hem een langdurig contract op bij het Franse Pelforth-Sauvage-Lejeune, waar hij verrassend goed terechtkwam en zes seizoenen bleef tot de  Franse brouwerij zich na 1968 uit de wielrennerij terugtrok. Janssen muteerde naar Bic, waar hij meer uitbolde dan uitblonk.  

1964 was voor Jan Janssen het scharnierjaar, Paris-Nice het scharniermoment. Hij won de ‘koers naar de zon’ zonder dagzege maar op basis van de ploegentijdrit en van een sterke tijdrit op Corsica (tweede na Rudi Altig). Bevestiging bleef uit in de klassiekers maar dat manco werd dubbel en dik goedgemaakt in de tweede seizoenshelft met een opmerkelijke Tour: twee dagzeges en de eerste definitieve groene trui. Acht weken later veroverde hij de nog veel mooiere en precieuzere regenboogtrui na een heroïsche strijd met Vittorio Adorni, Jacques Anquetil, Tom Simpson en Italo Zilioli. Jan Janssen was de enige die de uitbrekende topfavoriet Raymond Poulidor kon bijhalen. Zij wilden niet onder hun beidjes verder en dat diende de terugkeer van de andere voornoemden. Al de besten van het toenmalige peloton konden in één beeld gevat worden van wie de jongste zijn slag thuishaalde op vijf notoire klassementsrenners. Dat deed bij Jan Janssen een lichtje flikkeren: géén van de vijf had hem op de vele hoogtemeters pijn kunnen doen en waarom zou dat anders zijn in de Tour?

Sallanches-Passy was dus het begin van nog véél meer, al leek ook Jan in 1965 meer dan wat onderhevig aan de vloek van de regenboogtrui. In 1966 zette hij vol in op de Tour maar hij werd er als geletruidrager meegesleurd in de hinderlaag die de afscheidnemende Jacques Anquetil ten voordele van zijn dauphin Lucien Aimar (winnaar van de Tour de l’Avenir) voor Raymond Poulidor op weg naar Torino had opgezet. Zo’n kans om de Tour te winnen zou Janneman niet meer te beurt vallen, veronderstelde men, en toch dwong hij die af in 1968 door in het hooggebergte de schade te beperken op de betere klimmer Herman Vanspringel, die aan de afsluitende tijdrit van 55 km. tussen Melun en het Parijse Parc des Princes met 16” boni begon. Jan beleefde een superdag, Herman kende un jour sans. Hij verloor een seconde per kilometer zodat zijn boni een mali werd van 38”. 
Inzake chauvinisme kwam België op de Nationale Feestdag van 1968 op gelijke hoogte met Nederland. De onverwachte overwinning van Jan Janssen werd op alle mogelijke manieren beknibbeld en gelinkt aan complottheorieën: doping, een verkeerde tijdopname, het feit dat Janssen als Nederlander deel uitmaakte van het Franse Pelforth-Sauvage-Lejeune, … Meer waarheid is dat Herman Vanspringel het veronachtzaamd had om Janssen in de cols verder weg te zetten voor een buffer op de slotdag. Herman gaf naderhand ootmoedig toe dat hij in de Tour van 1968 op zijn waarde geklopt werd.
  
Jan Janssen was in de Tour van 1968 nog net op tijd geweest want vanaf 1969 begon de hegemonie van Eddy Merckx. Eddy had Jan al in 1967 letterlijk naar de kroon gestoken door hem in zijn thuisland de regenboogtrui afhandig te maken. Het was Jans pijnlijkste nederlaag daar in Heerlen, waar hij de met enkele anderen uitgebroken Eddy na een slopende achtervolging wel nog achterhaalde maar die zware inspanning kostte hem de krachten die hij, intrinsiek nochtans sneller, tekort kwam in een beklijvend sprintduel. Toch was het géén toevalstreffer want Merckx had hem vijf maanden op identieke wijze geklopt in Gent-Wevelgem, wat Janssen tien dagen later rechtzette in Paris-Roubaix. In de Vuelta (die Jan won) noch in de Tour (waarin Jan vijfde werd en een derde groene trui vastlegde) kwamen de hoofdrolspelers van 1967 mekaar niet tegen. Hun eerste kennismaking dateert van het weekend van 5-6 september 1964 in Sallanches-Passy, waar ze bij de amateurs respectievelijk profs wereldkampioen werden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten