zaterdag 11 juli 2020

Nog geen twee weken na NEGENTIGste verjaardag ...

Jean BRANKART had 
de Tourzege in 1955 
binnen handbereik

Jean Brankart werd in 1955 één van de zes Belgen die tussen Sylvère Maes (1939) en Eddy Merckx (1969) tweede werd in de Tour
Briek Schotte (in 1948), Stan Ockers (1950 & 1952), Marcel Janssens (1957), Jef Planckaert (1962) en Herman Vanspringel (1968) delen zijn gezelschap. Tweede worden in de Tour, niemand zal dat doodeng vinden tenzij Herman Vanspringel die op de slotdag van zijn sokkel gestoten werd door Jan Janssen. Voor Jean Brankart liep het veertien jaar eerder op een andere manier fout maar evenzeer frustrerend.

Jean BRANKART (rechts) tijdens het naTourcriterium van Knokke in 1954. 
Links ziet u Pino CERAMI, de in 1956 tot Belg genaturaliseerde Italiaan, die in september 2014 op 92-jarige leeftijd overleed. 
Tussen beide coryfeeën glundert Hugo GOUWELOOSE, de zoon van wijlen André die deze foto nam.
De Waremmien was, zowel op de korte als op de lange(re) inspanning, een notoire hardrijder. Hij werd driemaal (1956, 1958 en 1959) kampioen van België achtervolging en werd in 1954 tweede in de G.P. des Nations, het virtuele WK tijdrijden. Over de ruim 140 (!) km. deed hij amper 22” meer dan Jacques Anquetil. Toch had Jean meteen door dat de 20-jarige Fransman almaar sterker zou worden en voor de wenkende tweede plaats wilde de Waal geen drie en een halfuur ‘in het rood’ rijden.
Hij had oneindig veel meer aan zijn dichtste ereplaatsen in de Tour van 1955 en de Giro van 1958, die waren de eyecatchers op zijn portfolio. Behalve een uitstekend tijdrijder was Jean ook een begenadigd klimmer. Hij werd pas op zijn 23ste beroepsrenner maar van dan af ging het snel. Zijn eindplaatsen in de Circuit des Six-Provences (vierde) en in het Critérium du Dauphiné (negende) waren veelbelovend waarbij zijn prestaties in de tijdritten extra in het oog sprongen. In de Provence won hij de individuele, in Valence de ploegentijdrit. Toch werd zijn debuut in de Tour nog uitgesteld maar in 1954 viel hij meteen met de deur in huis: negende ondanks obligate hand- en spandiensten aan de meer gefavoriseerde Stan Ockers, die amper drie plaatsen en vijf minuten voor hem eindigde. Het was een leerzame stijloefening voor 1955, dat hij inleidde met een derde plaats in Liège-Bastogne-Liège. Hij was de beste man in koers maar hij zette de tegenaanval op Stan Ockers en Raymond Impanis te laat in en werd bovendien opgehouden door een opstopping van volgwagens. Ook in de Tour had hij de omstandigheden tegen. In de rit van Marseille naar Avignon, met de Mont-Ventoux als verbindingsteken, werd hij voor schut gezet door zijn ploegleider Sylveer Maes, die kennelijk nog wat langer de laatste Belgische Tourwinnaar wilde blijven. Tijdens de beklimming kreeg Jean te maken met een sputterende derailleur maar de op Louison Bobet verloren minuut was hij in de afdaling aan het goedmaken tot Maes hem gebood te wachten op de Italianen Giancarlo Astrua, Agostino Coletto en Pasquale Fornara die niet kort doch op drie minuten volgden. Wist Sylvère dat niet of juist wel? Toch arriveerde Brankart in Avignon amper 49” na de totaal uitgeputte Louison Bobet. Hoeveel minuten zou dat stupide commando hem niet gekost hebben? Brankart toonde zich de beste tijdens de slopende slotdagen. Eerst versloeg hij zijn medevluchters Louison Bobet, Charly Gaul en Raphaël Geminiani in de koninginnenrit der Pyreneeën tussen Saint-Gaudens en Pau (alover de Tourmalet, de Aubisque en de Soulor). Twee dagen later won Jean de 67 km. tijdrit van Châtellerault naar Tours, waarover hij bijna twee minuten minder deed dan de Bretoen, die als eindwinnaar een loepzuivere hattrick afrondde.
Alsof zijn pijnlijke nederlaag nog niet volstond, werd Jean Brankart ervan beticht de eindzege aan Bobet verkocht te hebben. Meer waarheid was het dat hij vanuit het Belgische kamp te weinig steun had gekregen. De derde rit naar de Citadel de Namur zorgde al voor de eerste domper. Hij reed als Belg geïsoleerd in de kopgroep (waarin Bobet drie landgenoten telde) en reed ook nog tweemaal lek maar dat kon hij opvangen in tegenstelling tot een latere val waarbij de beugel van een pedaal afbrak. Dat kon hij niet meer corrigeren al naderde hij nog tot op driekwart minuut van Bobet, die de rit won met de volle minuut bonificatie daarbovenop. Richard Van Genechten had, met de illusie van de ritzege, volop met hem meegewerkt in plaats van het kink te spelen voor zichzelf én te beletten dat Bobet de extra minuut bonificatie inpikte. Toch bleef Brankart in de runningvoor een spraakmakend klassement. Er zat zelfs meer in maar de tweede Alpenrit naar Monaco zat alles tegen. Jean moest het weer in zijn eentje oplossen en kreeg 2’25” extra aangesmeerd. Nog gaf zich niet gewonnen. Op weg naar Avignon herpakte hij zich na twee valpartijen en ging een duel aan met Bobet maar ploegleider Maes stak er een stokje voor. Voor één keer waren het de Vlamingen die de Walen de das omdeden, waarbij Sylveer Maes in zijn vuistje moet gelachen hebben dat hij alvast een jaartje langer de laatste Belgische winnaar van de Tour bleef. In het fe-no-me-na-le boek dat Patrick Corneillie in 2019 over hem schreef doet Sylveer Maes het af als bedaarlijke nonsens omdat hij anders ook zou gedeeld hebben in de winstpremie bij een Belgische Tourzege.
Jean Brankart kwam drie jaar later ook op de dichtste ereplaats uit na Ercole Baldini, de régerende werelduurrecordhouder die in de tijdritten (-4’28”) het verschil maakte. In het hooggebergte hielden de beide antagonisten ongeveer gelijke tred, al won Ercole in Verona en in Bolzano. Voor Brankart mocht die tweede plaats, in combinatie met de bergprijs, best als een triomf aanvoelen maar de definitieve gele trui is toch nog héél véél meer!
Naar de Giro keerde Brankart niet meer terug en ook in de Tour had hij het beste gehad. Hij werd toch nog tiende in 1959 maar het jaar daarop gaf hij op tijdens de twaalfde rit. Een cardiogram liet niets aan duidelijkheid over: een ziek hart waarvoor hij drie jaar rust kreeg voorgeschreven. Over and out dus maar Jean liet het niet aan zijn … hart komen: hij werd verzekeringsagent, werd kastelein in Waremme waarin een wedkantoor voor paardenkoersen. En zestig jaar later (over)leeft de hartpatiënt nog steeds. Zò’n “zwak” hart wens ik ook mezelf toe want in dat geval zou ik nog twintig jaar meegaan, tot spijt van wie het mij benijdt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten