Niet mijn grote gelijk maar mijn bescheiden mening
Champions League
van de Koers moet zich dringend herbronnen
De World Tour, de zelfverklaarde Champions League van de Koers, telt te veel koersdagen (zowat 180) al zullen er dat in 2021 Covid-19 gewijs een pak minder zijn. Tour Down Under en de Cadel Evans Race zijn er reeds van tussen, een lot dat misschien ook de UAE Tour (21-27 februari) en nog meer manches wacht.
Voorts blijft alles bij het oude, ook de 21 dagen van de Giro, de Tour en de Vuelta. Waarom er, in plaats van driemaal zeven, niet driemaal vijf dagen van maken? Dat zou een winst van achttien dagen betekenen en meer klassementrenners inspireren om aan drie in plaats van twee grote ronden deel te nemen. Ook het aantal, overbodige en vervélende ritten zou daarmee afgevlakt worden.
En dan is de truienkwestie die voortvloeit uit de ééndaagse kampioenschappen. Indien men dat in het voetbal toepaste dan zou men bijvoorbeeld de winnaar van S.C. Charleroi - Racing Genk tot de Belgische landskampioen kunnen uitroepen en de winnaar van bijvoorbeeld Borussia Mönchengladbach - Paris Saint-Germain tot tot kampioen van de Champions League. Een utopie?! Inderdaad, maar wel één die in het wielrennen van toepassing is.
Ach, het ééndaagse wereldkampioenschap wielrennen, een gedrocht dat wel eens (met Heinz Müller in 1953, Harm Ottenbros in 1969, Romans Vainsteins in 2000, Igor Astarloa in 2003,…) rare capriolen maakte. Het wereldkampioen-schap? What’s in a name?! Kampioen van de wereld op één namiddag? Komaan zeg! Toch kregen ook die accidentele winnaars de fonkelende regenboogtrui over de schouders getrokken terwijl dé échte renner van dat jaar verder moet in zijn dagdagelijkse merkentrui net als winnaar van de Giro, de Tour en de Vuelta.
Maak er toch de G.P. van de UCI van als apotheose op de slotdag van het seizoen met een dag- en dé eindwinnaar van de World Tour. Dat zou ook meer perspectief bieden voor de gedevalueerde Giro di Lombardia, die ook op 9 oktober 2021 dertien dagen nà het wereldkampioenschap op de kalender, als “vijgen na Pasen” zal aanvoelen want waarvoor nogal wat toppers de neus ophalen.
Om het peloton nòg béter in te kleuren zou ik de leider in de tussenstand van de World Tour laten opdraven in de regenboogtrui, de laatste winnaar van de Giro in la maglia rosa, van de Tour in le maillot jaune en van de Vuelta de maillot rojo.
De nationale truien zou ik uitreiken aan en laten dragen door elke eerste geklasseerde van zijn land in de tussenstand van diezelfde World Tour. Volgens het verloop van het seizoen 2020 zouden dat begin 2021 zijn: Wout Van Aert (België), Julian Alaphilippe (Frankrijk), Diego Ulissi (Italië), Mathieu van der Poel (Nederland), Jakob Fuglsang (Denemarken), Maximilian Schachmann (Duitsland), Marc Hirschi (Zwitserland), Joao Almeida (Portugal), Richie Porte (Australië), Peter Sagan (Slovakije), Primoz Roglic (Slovenië), …
Démare en van der Poel werden in 2020 ook de officiële kampioenen van hun land.
In die gevallen zou de kampioenentrui de vlag zijn die de lading dekt, zoals nièt (sorry) Dries De Bondt (België), Kasper Asgreen (Denemarken), Stefan Küng (Zwitserland), godbetert Marcel Meisen (Duitsland), Giacomo Nizzolo (Italië), Rui Costa (Portugal), Luis Leon Sanchez (Spanje), Cameron Meyer (Australië), Juraj Sagan (Slovakije), … Zouden zij (h)erkend worden als kampioenen van hun land?
De truien in de grote ronden dan. Zowel die van de puntenstand als van de bergprijs thans toegekend worden is het meestal geen exacte weergave.
Naar mijn gevoelen zou men de paarse (Giro), de groene (Tour) en de blauwe stippen (Vuelta) trui moeten toekennen op basis van optelling plaatsen (één plaats voor de eerste, …, vijftig plaatsen voor de vijftigste) zoals in de jaren vijftig en zonder misplaatste tussenspurten. In dat geval zou, zoals elke seconde voor het tijdklassement, elke plaats tellen.
De trui van de bergprijs zou men volgens moeten toekennen op basis van de gerealiseerde tijden van de voet naar de top van elke col. Dat zou de ware bergkoning belonen in de plaats van de toevallige zoals in de Tour Bernard Vallet (1982), Thierry Claveyrolat (1980), Christophe Rineiro (1998), Franco Pellizotti (2009), Anthony Charteau (2010),…
Ook de Giro en de Vuelta zaten met dat soort dissonanten opgezadeld: verdienstelijke coureurs maar hoégenaamd géén bergkoningen.
De Giro van vorig jaar produceerde ook zo’n iemand: Ruben Guerreiro, 33ste op zowat twee uur van zijn landgenoot Joao Almeida.
De bergprijs van de Tour was met eindwinnaar Tadej Pogacar (Tour) en van de Vuelta met Guillaume Martin (veertiende op een kwartier van Primoz Roglic) beter af.
Ik maak mij géén illusies: van deze (nochtans niet gratuite) ideeën zal weinig of niets in huis komen. So be it!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten