Eddy MERCKX kreeg het als tiener en als jonge prof ‘nièt onder de markt’ maar zette onstuitbaar door tot in het extreme
Eddy Merckx was als tiener niet de beste van zijn generatie, zelfs al werd hij in Libramont 1962 overtuigend kampioen van België bij de nieuwelingen en won hij als 18-jarige de Ronde van Limburg voor liefhebbers. Toch werd hij wegens te jong niet geselecteerd voor het WK in Ronse en dat kwam bijzonder hard aan. Men opteerde met Noël Depauw (°1942), Jos Huysmans (°1941), Julien Stevens (°1943), Albert Van Vlierberghe (°1942) en Kamiel Vyncke (°1940) voor minder jonge rekruten. Eddy was een broekje (°1945) maar had er geen boodschap aan. Zoiets zou men Remco Evenepoel 55 jaar later niet aandoen, hij werd op zijn 19de al met de profs geselecteerd. Merckx reageerde als door een bij gestoken. Hij won tussen 22 augustus en 22 september dertien van zijn veertien laatste koersen, waarvan de laatste twee in Oost-Duitsland. Dat leek begin 1964 alweer vergeten wanneer Eddy als tweedejaars vooral Brussel-Opwijk, Ophasselt-Hekelgem en de Gouden Pijl van Haasrode won. Nog werd hij niet hoger ingeschat dan Walter Godefroot, Willy Planckaert, Jos Spruyt, Herman Van Loo en Herman Vanspringel Dat hij paste voor de Tour de l'Avenir deed er ook al geen goed aan maar hij was wel incontournable voor het wereldkampioenschap in Sallanches dat klaarheid zou scheppen. Op een voor hem ideaal (met veel hoogtemeters bezwangerd) traject reed Merckx op de ultieme helling van Passy iedereen uit zijn hete spoor en won met een halve minuut voorsprong. Dat scenario leek zich zeven weken later te herhalen in de Olympische wegrit van Tokio tot hij er door krampen geveld werd. Dat was hem ook in het WK overkomen maar was toen niet fataal. Walter Godefroot nam het heft met bravoure over maar geraakte niet meer tot bij en over de ontsnapte Italiaan Mario Zanin en de Deen Kjell Akerstrom van wie men naderhand niets meer hoorde maar des te meer van de Drongenaar met de staalblauwe ogen die met de bronzen medaille genoegen moest nemen.
Eddy en Walter waren klaar voor de beroepscategorie, waarin ze mekaar als gerespecteerde frère-ennemis geregeld zouden tegenkomen. Voor Eddy kwam het hard aan dat hij in het hem nabije Vilvoorde de driekleur aan Walter moest laten. Diens aanstaande schoonbroer Arthur Decabooter hielp hem het verschil maken. Het overkwam hem drie maanden na zijn opmerkelijk debuut in La Flèche Wallonne die hij op zo’n vijftien km. van de finish in Marcinelle, dat hij verliet met het gevoel ‘dit komt in orde’, zelfs probeerde Rik Van Looy stokken in de wielen te steken. De ‘keizer’ wilde zijn troonsopvolger liever kraken dan maken maar moest uiteindelijk capituleren.
Van dan af ging het razendsnel. Eddy won in de vroege lente van 1966 zijn eerste monumentale klassieker, Milano-Sanremo, de gemakkelijkste en daardoor de moeilijkste die hij zich niettemin zeven keer zou toeëigenen. Tien jaar later had hij de kaap inzake gewonnen monumentale klassiekers gerond op twintig: zeven keer La Primavera, twee keer Vlaanderen, driemaal Roubaix, vijf keer La Doyenne en driemaal Il Lombardia. Ook inzake grote ronden deed niemand beter dan hij met elf eindoverwinningen (één Vuelta, vijf keer de Giro en de Tour) , opgelijst met een record aantal dagzeges (64: 24 in de Giro, 34 in de Tour en zes in de Vuelta);
Inzake regenboogtruien moet hij Alfredo Binda, Rik Van Steenbergen, Oscar Freire en Peter Sagan (loepzuivere hattrick!) naast zich dulden maar hij maakte subtiel het verschil door er in Sallanches in 1964 een wereldtitel bij de amateurs aan te laten voorafgaan.
Last but not least is er de vestiging van zijn werelduurrecord op 25 oktober 1972 na een langdurig en slopend seizoen waarin hij de hoogste score van alle jaren behaalde: 149 op duizend!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten