Tijdens de permissieve jaren negentig ...

België: op historisch dieptepunt 

volgde een steile en duurzame revival

België (zeg maar Vlaanderen) begon nog uitstekend (145 op 1000) aan het laatste decennium van de 20ste eeuw maar incasseerde vanaf 1991 een gestadige terugval met 1997 (38 op 1000) als absoluut dieptepunt. Dat jaar was het werkelijk ‘huilen met de pet’ ondanks deze zeldzame highlights:

Johan Capiot: derde in Gent-Wevelgem

Axel Merckx: zesde in de Giro di Lombardia; 

Johan Museeuw: derde in Paris-Roubaix, zesde in Liège-Bastogne-Liège en achtste in het wereldkampioenschap;

Jo Planckaert: achtste in de Ronde van Vlaanderen en tweede in Paris-Roubaix;

Tom Steels: vier dagzeges in Paris-Nice en één in de Ronde van Zwitserland;

Peter Van Petegem: negende in de Ronde van Vlaanderen;

Marc Wauters: zevende in Paris-Roubaix.

Ook in deze was het van ‘wanneer de nood het hoogst is, …’. Juist!

In 1998 (105 op 1000) en in 1999 (139 op 1000) werd de negatieve spiraal omgebogen en tegen de eeuwwisseling had de Belgische koers zich genormaliseerd om tijdens 21ste eeuw een ongekende hoogbloei te beléven met vooral Tom Boonen, Philippe Gilbert en Greg Van Avermaet in de klassiekers en de onvolprezen Jurgen Van den Broeck als enige klassementsrenner: zevende in de Giro 2008, vierde in de Tour van 2010 en 2012, zevende in de Vuelta 2011. 

Geen enkele coureur die meer (onterechte) kritiek over zich heen kreeg als de ranke Morkhovenaar, die in Lisboa 2001 wereldkampioen tijdrijden werd bij de junioren maar die als contractrenner inderdaad slechts twee overwinningen behaalde (een dagzege in het Critérium du Dauphiné 2011 en kampioen van België tijdrijden in 2015). Betweterige media vonden hem schandalig overbetaald alsof hij het was die zijn verloning bepaald had. 

Een decennium later zal men wel begrepen hebben dat hij voor Vlaanderen een witte merel was. De dag dat Remco Evenepoel hem als klassementsrenner naar de kroon steekt, zal men de superlatieven tekort komen waarvan Jurgen Van den Broeck verstoken bleef.