zaterdag 11 juni 2022

De tegenstellingen en de gelijkenissen 

tussen IMPANIS en VAN AERT

WOUT gelijkt als coureur redelijk sterk op RAYMOND


Raymond Impanis was een adept van meteen na de oorlog, Wout Van Aert was er 70 jaar later één van het veldrijden.

Bij Raymond bestond een meer dan licht vermoeden dat hij behalve een allrounder ook een klassementsrenner kon zijn. Hij was in 1946 vèruit ‘s lands beste onafhankelijke, die de Ronde van België (ook drie dagzeges) en de Ronde van Limburg won. Ook de Omloop van de Vlaamse Gewesten werd zijn prooi en bijna ook (telkens derde) die andere belangrijkste ééndagskoers Brussel-Liège alsook het BK.

Het grote Alcyon-Dunlop repte zich om de frivole bakker uit Berg in te lijven. Hij had Jacques Anquetil (1957), Felice Gimondi (1965), Eddy Merckx (1969), Bernard Hinault (1978), Egan Bernal (2019) en Tadej Pogacar (2020) voor kunnen zijn als jonge coureur die na de Tweede Wereldoorlog zijn eerste Tour meteen won. Dat had ook Impanis kunnen te beurt vallen indien de Tour dan al met merkenploegen werd verreden.

De chaotische 34ste editie bulkte van de spectaculaire wendingen. Het was al prijs in de openingsrit van Paris naar Lille waarin Ferdi Kübler toesloeg en zijn concurrenten meerdere minuten aansmeerde, Impanis kon de averij tot vier stuks beperken. Dat zette hij ’s anderendaags meteen recht in de rit naar ‘zijn’ Brussel, waar hij 100 seconden na dagwinnaar René Vietto arriveerde en ook tweede werd in de tussenstand, waarin de favorieten al véle minuten inboetten. Die riante stand van zaken werd op de derde dag naar Luxembourg helemaal overhoop gereden. In de verzengende hitte was Impanis, zoals meer anderen meer geïnteresseerd in het laven van de dorst dan in het verdedigen van zijn goed klassement. De volgende dagen liet hij het nog meer lopen zodat hij in Lyon, aan de voet van de Alpen, helemaal uitgeteld was voor het eindpodium. Dat kon hij in het hooggebergte niet meer rechtzetten en dus moest hij iets anders verzinnen om spraakmakend te zijn. Hij won de langste tijdrit (139 km. van Vannes naar Saint-Brieuc) uit de Tourgeschiedenis. Zelfs de vijf die in Paris vèr vòòr hem eindigden (en die dus wat te verdedigen hadden) werden vernederd: Jean Robic (+4’54”), Edouard Fachleitner (+9’44”), Pierre Brambilla (+8’), Aldo Ronconi (+6’32”) en René Vietto (+14’40”). Raymond Impanis was intrinsiek de beste van allemaal maar dat besefte hij niet. 

Het is géén gratuite uitspraak dat Impanis de Tour van 1947 had kunnen winnen. De zwarte truien van de Belgen maakten de verzengende hitte nog ondraaglijker, wat bij Impanis een zware inzinking ontlokte in de koninginnenrit der Pyreneeën, waardoor hij in Pau 18'41" later dan Jean Robic arriveerde. Robic telde in de eindstand 18'14" voorsprong op Impanis.

Het inspireerde Raymond alvast niet om in de volgende Tours beter (proberen) te doen: 10de in 1948 en 8ste in 1950. Hij voelde zich des te meer aangetrokken tot dagzeges, die hij beter kon combineren met de lenteklassiekers, waarvan hij Gent-Wevelgem 1952 & 1953, de combiné Vlaanderen-Roubaix in 1954 en La Flèche Wallonne won. In Liège-Bastogne-Liège strandde hij viermaal op de tweede plaats. In Sanremo en Il Lombardia bleef hij steken op de vijfde plaats.

 

Hoe zou Wout Van Aert met de situatie van Raymond Impanis (niemands knecht / niemands meester) hebben omgegaan? Ik durf te denken dat hij er nòg méér zou uitgehaald hebben en een Tour als die van 1947 had kunnen winnen!

 

Wout Van Aert kwam vanaf 2017 uit de comfortzone van het veldrijden, zijn core business. In de aanloop naar de winter had hij de Tour de Liège voor amateurs in 2014 helemaal naar zijn pedalen gezet. In 2015 behaalde hij in Wingene zijn eerste zege in de beroepscategorie. Daar kwam in 2016 Puivelde bij maar bovenal de proloog der Ronde van België die hij won van Tony Martin, de viervoudige wereldkampioen tijdrijden. Dat deed bij Wout een belletje rinkelen dat hem almaar meer omvormde tot een wegrenner. 

Zes jaar later is Wout de véélzijdigste van zijn tijdvak. Binnen dat bereik neemt de Tour een centrale plaats in. Qua dagzeges bouwde hij een rekenkundig rijtje op: 1->2->3. Zonder zich daar initieel op te richten mochten ook zijn klassementen gezien worden: 20ste in 2020 en 19de in 2021. Op welke rang zou hij uitgekomen zijn indien hij daar wèl voor geijverd had? Primoz Roglic en Jonas Vingegaard bespaarden hem die moeite. Zonder hun aanwezigheid zou Wout Van Aert zoals Sean Kelly (5de in 1984 en 4de in 1985) en Laurent Jalabert (4de in 1985), wat hen niet belette om zich vier respectievelijk twee groene truien toe te eigenen.

In dezelfde omstandigheden (minder doorwegende tussenspurten) zou de groene trui voor Wout Van Aert een makkie zijn. Nu moet hij ook onderweg alert zijn waardoor hij de tijd uit het oog verliest en dat blijf ik bijzonder jammer vinden. Gelukkig gaat dat niet ten koste van zijn loonbriefjes die de essentie uitmaken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten