zaterdag 7 maart 2020

PARIS-NICE: 
exclusiviteit als vergiftigd geschenk

Paris-Nice keert een beetje terug naar halfweg de jaren zestig van vorige eeuw toen het de enige internationale seizoensopener was. Tirreno-Adriateco kwam er vanaf 1966 bij en groeide almaar meer uit tot een volwaardig alternatief voor de Italiaanse ploegen. Of Amaury Sport Organisation met die hervonden exclusiviteit onverdeeld blij mee zijn is een ander paar mouwen want ook boven hun hoofd zwaaitt het Zwaard van Corona. Zou men het ook in Frankrijk zo ver drijven dat één besmetting veel andere coureurs in quarantaine duwt?

Parijs-Nice was er voor het eerst in 1933 Alfons Schepers als eindwinnaar. De Tweede Wereldoorlog verdreef Paris-Nice tijdens de eerste helft van de jaren veertig. De herneming in 1946 was niet duurzaam. Pas vanaf 1951 stond “de koers naar de zon” steevast op de kalender met een pleiade van ronkende namen, waarvan zeven Belgische: Roger Decock (1951), Raymond Impanis (1954 en 1960), Fred De Bruyne (1956 en 1958), Jef Planckaert (1962), Eddy Merckx (loepzuivere hattrick vanaf 1961), Freddy Maertens (1977) en Frank Vandenbroucke (1998). 
Met vijf overwinningen (1957, 1961, 1963, 1965 en 1966) leek Jacques Anquetil de absolute en blijvende zegekoning te worden. Dat was gerekend zonder de waard - Sean Kelly, die vanaf 1982 een onnavolgbare zevenslager uitbouwde. De Ier was, na Eddy Merckx, dé trait d’union tussen ééndagswedstrijden en de rittenkoersen.
Het was een verrassing van formaat dat de bijna 36-jarige Raymond Poulidor in 1972 en in 1973 Eddy Merckx van zijn sokkel stootte. Bernard Sainz, zijn nieuwe mentor, bezorgde hem de impulsen om als rijpe dertiger een mooie nazomer aan zijn carrière te breien.
Opmerkelijk dat Bernard Hinault er niet in slaagde om Paris-Nice op zijn rijkelijk palmares bij te schrijven, hij bleef steken op de tweede (1978) en de derde (1984) plaats. Voor de Bretoen kwam de “koers naar de zon” en bijgevolg ook Milano-Sanremo te vroeg, in tegenstelling tot voor Laurent Fignon die de Primavera in 1988 en in 1989 won. 

Het zal de 78ste editie niet aan spankracht ontbreken. Na drie etappes op de maat van de spurters zal de tijdrit van 15 km. in Saint-Amand-Montrond op woensdag de klassementsrenners een eerste keer ordenen maar het afsluitend weekend zal nòg bepalender zijn met op zaterdag de hoge aankomst op Valdeblore la Colmiane en op zondag de boeiende tocht door middengebergte in de streek van Nice. De kansenberekening is voorlopig nog koffiedik kijken al staat het al bij voorbaat vast dat vooral Egan Bernal (titelverdediger), Miguel Ángel López en Primož Roglič zullen ontbreken. Zouden er wèl bij zijn: Julian Alaphilippe (achter wiens naam eerder een klein vraagteken dan een groot uitroepteken staat), Romain Bardet, Warren Barguil, Felix Grossschartner, Sergio Higuita, Patrick Konrad, Pierre Latour, Vincenzo Nibali, Thibaut Pinot, Richie Porte, Nairo Quintana, Diego Rosa, Maximilian Schachmann en Dylan Teuns.
Nairo Quintana, dit jaar al eindwinnaar van de Tour de la Provence en de Tour des Alpes-Maritimes et du Var, torst zowaar de favorietenrol. Vorig jaar werd hij tweede (+39”) na Egan Bernal, aan wie hij in de (25,5 km.) tijdrit 48” toegaf. Nu is de chronorit tien kilometer korter en kan hij het tijdsverlies beperken, zo ook zijn landgenoot Sergio Higuita.
De eerste dagzeges worden een onderonsje vvan Pascal Ackermann,  Caleb Ewan en Sam Bennett op. In welke mate worden zij in verlegenheid gebracht door Phil Bauhaus, Cees Bol, bad boy Nacer Bouhanni, Hugo Hofstetter, ….. En wat met de vooralsnog spoorloze Peter Sagan, de best betaalde van het peloton die voor het laatst gewonnen heeft op 10 juli 2019, de in Colmaar aankomende vijfde rit in de Tour?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten