Een record is veeleer een curiosum dan een dogma
ERIC én MATHIEU waren de allerbesten in hun tijdvak!
Mathieu van der Poel zal morgen in Liévin zo goed als zeker met een zevende regenboogtrui in de beroepscategorie op gelijke zegehoogte komen van Eric De Vlaeminck die tussen 1966 en 1977 het veldrijden tot kunst verhief zoals Mathieu het hem vanaf 2015 nadoet. Hulst 2026 en Oostende 2027 zijn z’n volgende stappen in die onderneming.
Eric begon er op 27 februari 1966 aan in het Spaanse Beasain (24 dagen vòòr zijn 21ste verjaardag, wat voor die tijd exceptioneel jong was). Hij zong het uit tot 30 januari 1977 in Hannover (waar hij derde werd na Albert Zweifel en Peter Frischknecht). Eric moest op dat ogenblik nog 32 jaar worden maar had het beste dan eigenlijk al gehad. Dat hij in Londen op 25 februari 1973 (een maand vòòr zijn 28ste verjaardag) een zevende en ultieme keer het WK won, werd als een mirakel aanzien want hij had zijn slechtste winter ooit achter de rug. Vrijwel niemand geloofde in zijn kansen na een langdurige periode, waarin hij van de ene persoonlijke crisis in de andere belandde. Hij kon niet leven met de smartelijke dood van zijn boezemvriend Jean-Pierre Monseré op 15 maart 1971 en viel niet altijd op de juiste mensen om hem over dat trauma heen te helpen.
Mathieu, de zoon van Adrie van der Poel en de kleinzoon van Raymond Poulidor, leidde daarentegeneen kommerloos bestaan. Als veldrijder in de profcategorie begon hij ermee op 1 februari 2015 in Tabor (waar hij met 20 jaar en 13 dagen de jongste WK veldrijden ooit werd). Negen jaar en drie dagen later was hij op dezelfde locatie al aan zijn zesde regenboogtrui toe. Morgen voegt hij daar dus bijna zeker een zevende exemplaar aan toe, waarmee hij dus op gelijke zegehoogte zou komen met Eric De Vlaeminck. Het exclusief record was nooit een initieel doel maar een zevende zal sowieso schreeuwen om een achtste in Hulst 2026 en een negende in Oostende 2027. Tegen dan is Mathieu net 32 jaar geworden, de leeftijd waarop het voor Eric hélemaal voorbij was.
Stel dat het ook zo uitvalt moet daar onverkort uit afgeleid worden dat Mathieu béter is dan Eric? Néén, het betreft slechts een record waarop ze onderling geen vat hadden of hebben, behalve dat er voor beiden nòg meer regenboogtruien hadden ingezeten indien ze meer optimale WK’s hadden gereden.
Inzake records in WK’s kan er niemand op tegen de Japanner Koichi Nakanodie vanaf 1977 tienmaal op een rij het WK snelheid won. Zou iemand durven te beweren dat hij daarom béter was dan Patrick Sercu, die bedoelde regenboogtrui slechts tweemaal (in Amsterdam 1967 en in Antwerpen 1969) veroverde?
Indien Eric De Vlaeminck na 1971 bij zijn zinnen was gebleven dan had hij het cijfer van pistier Koichi Nakano naar de kroon kunnen steken maar dan nog zou een tien op een rij er nooit ingezeten hebben. Mathieu van der Poel kan nog aan een tien niet op een rij geraken. Dat houdt hem evenwel niet bezig, hij wil winnen tout court en dan volgt de rest als vanzelf. Zo vèr is hij evenwel nog niet want zelfs overmorgen kan het fout lopen zoals het deed in Bieles (Lux.) 2017, waar Mathieu viermaal lek reed, wat het voor Wout van Aert faciliteerde.
Wout zal niet wensen dat dergelijk scenario zich herhaalt, hij wil zijn concullega sportief bekampen en zo dicht mogelijk benaderen om minstens diens voornaamste accessiet te worden. Het zal niet eens als een nederlaag aanvoelen, het is hem op 6 en 13 april meer te doen in Vlaanderen en in Roubaix, waar Wout het rollenpatroon wil omgooien. Herinner u maar hoe gering het verschil tussen de beide antagonisten in 2024 was toen Wout (nog in opbouw) de uitgebroken Mathieu in de E3 Harelbeke bijna achterhaalde, vijf dagen vòòr zijn dramatische val in de afzink van de Kanarieberg tijdens Dwars door Vlaanderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten