Vandaag 80 jaar jong ...
Frans MELCKENBEECK
leek de gesollicteerde opvolger
van Fred DE BRUYNE
Als jonge veelwinnaar (11x als onderbeginneling, 72x als nieuweling en 63x als jonge liefhebber, lees belofte) zette hij in 1961 de kroon op het werk met 36 overwinningen (nationaal zegekoning): drie van de vijf ritten (onder meer de tijdrit, waarin hij zelfs Ferdinand Bracke voorbleef) gewonnen en de eindzege behaald in de Ronde van Limburg, twee ritoverwinningen in de Ronde van België (2de na Roger De Breuker maar vòòr Vic Van Schil) en bovenal kampioen van België geworden in Sint-Genesius-Rode. Op het wereldkampioenschap in Bern moest hij het in de spurt voor de vierde plaats afleggen tegen Guido De Rosso, Jan Janssen werd zevende. De Fransen monopoliseerden er met Jean Jourden, Henri Belena en Jacques Gestraud het podium. Géén van hen zou zich waarmaken als beroepsrenner zoals Frans Melckenbeeck wel.
De robuuste Ledenaar werd in 1962, op voorspraak van zijn idool Fred De Bruyne (die in hem zijn perfecte opvolger zag), opgenomen in de enclave van Vlaamse ‘gastarbeiders’ bij Mercier-BP-Hutchinson, waarvan Frans Aerenhouts, Jos Schils, Willy Vanden Berghen en Vic Van Schil al deel uitmaakten. Hij handhaafde er zich vijf seizoenen en de overlevering leert dat hij daar zowat 50.000 fr. (1.250 euro) per maand opstreek, in die dagen was dat een vorstelijke verloning.
1962 werd een leerzaam verkenningsjaar, met toch al een eerste hoogstandje toen hij begin juni de Omloop van Schelde-Dender-Leie in Aalst, een thuiskoers, won vòòr de regérende wereldkampioen Rik Van Looy. Dat herhaalde hij drie weken later in de tweede rit van de Tour, zowaar in Herentals waar hij de local hero dus opnieuw voorbleef, helaas toonde André Darrigade zich nog een fractie sneller.
Frans Melckenbeeck sloot een hyperinteressant leerjaar af in Paris-Tours af met een tweede plaats na de kwikzilveren Jo de Roo, die twee zondagen later ook de Giro di Lombardia op zijn palmares zou bijschrijven.
Frans begon met een zalig gevoel aan het winterreces en was helemaal klaar voor de volle doorbraak in 1963. In Milano-Sanremo (28ste) viel daar nog niet veel van te merken maar des te meer in de Ronde van Vlaanderen, waarin hij zich té zegezeker in de luren liet leggendoor de meer beslagen Noël Foré. Die moest daarvoor onder één hoedje spelen met de derde vluchter, Tom Simpson, die liever de Eeklonaar zag winnen dan de piepende snotneus.
Deze rookie won vijf weken later Liège-Bastogne-Liège door in de spurt de 41-jarige Pino Cerami, Vittorio Adorni, Jo de Roo en Raymond Poulidor kansloos te verslaan. Ploegleider Antonin Magne had Frans nochtans opgedragen om de spurt te mennen voor Poupou, zijn dagdagelijkse kopman. Frans voerde dat bevèl op le Citadel de Liège met zoveel kracht uit dat de anderen zelfs niet tot aan zijn achterwiel geraakten. Poulidor werd als traagste van het gezelschap vijfde op vijf.
In zijn tweede Tour won hij, na een levensverachtende afzink, de rit met aankomst in Rouen, waar hij het (daags nadat hij in Roubaix tweede was geworden na André Darrigade) met véle lengten haalde van Rik Van Looy. Daarmee was hij te dicht bij de zon gekomen en was hij uitgesloten voor een WK-selectie in Ronse. Lomme Driessens, de duivelsbewaarder van Rik Van Looy, zou van Frans Melckenbeeck één van zijn vele gezworen vijanden maken. Indien hij hem te vriend had gemaakt dan had Frans’ palmares er totaal anders kunnen uitzien.
Na de lente van 1963 stokte het al voor de 22-jarige Ledenaar, die er in de klassiekers enkel nog in 1964 aan te pas zou komen in Paris-Roubaix (6de) en in Paris-Tours (5de). 1964 was nochtans veelbelovend begonnen met winst in Omloop ‘Het Volk’ en een dagzege in Paris-Nice. Na zijn tegenvallende lentes vond Frans troosting in de zwak(ker)bezette voorjaarse Vuelta, waarin hij in 1964 drie en in 1965 één dagzeges behaalde. Bij die laatste gelegenheid klopte hij in Barcelona andermaal Rik Van Looy, die al vier ritten had gewonnen en er nòg vier zou winnen.
Toch kon ook dat niet beletten dat Frans Melckenbeeck in vrije val was. Hij leek in het voorjaar van 1967 aan een heropstanding toe met twee dagzeges in de Ronde van België en een negende plaats in Paris-Roubaix maar het bleek een stuiptrekking.
De ster van Frans Melckenbeeck schitterde amper drie jaar aan het wielerfirmament. Hij werd gefnuikt door drie zware valpartijen en bovenal werd hij overbevraagd. De gierige Antonin Magne hield het bij een vaste kern van een dozijn renners, die overal moesten opdraven tot 150 koersdagen per seizoen. Rijkelijk en correct betaald verzette Frans zich daar niet tegen.
Dat was een realiteit voor nog meer coureurs uit dat tijdvak die na enkele schitterende campagnes helemaal ‘opgebrand’ waren. Dat overkwam ook Benoni Beheyt, Tuur Decabooter, Frans De Mulder, Jos Wouters, …
De geliefde Frans werd vanaf 1962 in zijn Lede bedacht met een eigen Grote Prijs, een kermiskoers die na 2016 uit finanicële overwegingen ophield te bestaan. Hij won de eerste drie edities won en een vierde keer in 1969. Dat zou een mooi afscheid geweest zijn maar Frans’ koersliefde was te groot om er al vòòr zijn 30ste een punt achter te zetten. Daar zou hij geen spijt van krijgen want bij zijn laatste betaalheer kon hij er een professioneel verlengstuk aan breien: hij werd gedurende meer dan een kwarteeuw een zelfstandig distributeur van de kwaliteitsproducten van Ijsboerke. Zijn vroegere supporters zagen hem graag komen.
MOOI ARTIKEL BERNARD VAN NE EERLIJKE COUREUR
BeantwoordenVerwijderen