dinsdag 4 februari 2020

Allrounder die er onder werd gehouden …
Gilbert Desmet
Flandrien én klassementsrenner

Hij begon gisteren aan zijn 89ste lente, maar hij is nog altijd très, très lucide en staat helemaal open voor de dagdagelijkse gebeurtenissen.
 “Gilbert Desmet van Lichtervelde” en dat is opnieuw letterlijk te nemen want na 23 jaar in Zwevezele is hij terug in zijn roots. De wooncirkel is rond.
- “Met voorbedachten rade”, knipoogt Gilbert, nog altijd de minzaamheid zelve. “Toen ik, na 31 jaar het baancafé Parijs-Tours te hebben uitgebaat, naar Zwevezele uitweek, wist ik dat ik ooit zou terugkeren naar Lichtervelde, waar ik nu in de Stationstraat een mooi appartement betrek.”
Bijkomend gemak: om voor de Omloop van het Houtland, die hij driemaal (1957, 1958, 1965) won, in te gaan op de dankbare uitnodiging van voorzitter Etienne Denys moet hij enkel naar beneden te komen. In Smetje’s tijd was de huidige Omloop van het Houtland nog een notoire kermiskoers. Toen hadden die regionale wedstrijden veel meer om het lijf dan thans.
De Omloop van het Houtland gold in die periode als één van de laatste generale repetities van de toen nog hoger ingeschatte Paris-Tours.
- “Drie dagen na mijn tweede thuiszege in 1958 won ik de Franse klassieker van de vallende bladeren”, herinnert Gilbert zich maar al te graag. 
Gilbert Desmet was een man van alle seizoenen, dus ook van de nazomer en de herfst. Behalve driemaal in eigen Lichtervelde won hij zelfs viermaal (1955, 1959, 1960, 1963) de G.P. Briek Schotte in Desselgem en werd hij in 1960 kampioen van Vlaanderen in Koolskamp.
- “Ik was geen bolide maar zeker niet van de traagsten”, typeert Gilbert zichzelf. “Ik hield genoeg reserves over om op het einde nog snoeihard toe te slaan. Ik kon een inspanning ook langdurig volhouden, getuige daarvan mijn tweede plaats (na grootmeester Jacques Anquetil) in de G.P. des Nations 1961, de voorloper van het wereldkampioenschap tijdrijden over 100 kilometer.”

Gilbert Desmet was tijdens de late jaren vijftig en de vroege jaren zestig van vorige eeuw één van de veelzijdigste Belgische renners. Zowel in de mooiste ééndagswedstrijden als in de zwaarste rittenkoersen deed hij mee voor de vette prijzen. In die hoedanigheid zou hij nu één van de best betaalde coureurs zijn. Hij was al vijfentwintig jaar toen hij in 1956 debuteerde in de Tour én er met de deur in huis viel door richting Rouen mee te glippen in de bepalende ontsnapping. De dagzege moest hij aan de Italiaan Arrigo Padovan laten maar de precieuze gele trui was voor hem. Die kon hij ’s anderendaags na de korte tijdrit ’s voormiddags in Rouen nog behouden maar niet meer ’s namiddags in Caen omdat de Belgische ploeg het vertikte om die te verdedigen, wat bijdroeg tot de verrassende eindzege van Roger Walkowiak, een Poolse inwijkeling. Gilbert eindigde als 21ste. De Tour zou niet meteen zijn dada worden. Na de calamiteiten werd hij niet meer geselecteerd. Hij was niet meegaand genoeg voor de almachtige Karel Steyaert alias Van Wijnendaele, van wie ploegleider Sylvère Maes de handpop was. Beiden bedisselden dat de Waal Jean Brankart, die in 1955 knap tweede was geworden in de Tour en in 1958 tweede in de Giro, de onbetwistbare kopman was. Gilbert was evenwel zijn betere en stond na de klimtijdrit op de Mont-Ventoux op vier dagen van het einde vierde in de tussenstand. Tot grote ergernis van Koarle die Gilbert gebood om bij de vèr na hem geklasseerde Brankart te blijven. Smetje had daar niet bepaald zin in en werd omvergereden door de Belgische volgwagen. Toch zwoer Van Wijnendaele ongegeneerd dat hij Gilbert nooit nog voor de Tour zou selecteren en hij hield (voor één keer) woord. Vanaf 1962 werd le grand boucle met merkenploegen betwist en Gilbert was voor Carpano incontournable en hij werd vierde, hoewel zijn beste jaren eigenlijk voorbij waren. In 1963 leek hij nog beter te kunnen doen. Hij kwam na de tijdrit in Angers (waarin hij derde werd op 55” van Jacques Anquetil) op de achtste dag in het bezit van de gele trui die hij tien dagen behield tot hij ten prooi ging aan een voedselvergiftiging (bedorven yoghurt). Hij zou anders Jacques Anquetil niet in verlegenheid hebben gebracht maar de Spanjaarden Federico Bahamontes en Jose Perez Frances had hij van het eindpodium kunnen verdringen. Gilbert Desmet had niet de entourage om hem door het labyrint te loodsen. Met zijn capaciteiten zou hij nu een euromiljonair zijn, zeker weten want hij was een Flandrien die, zelfs in de grote ronden, een klassement kon behalen.
Gilbert haalde in 1959 het podium én van de Ronde van Vlaanderen én van Paris-Roubaix. In Roubaix werd hij op zijn waarde geklopt door de snellere Noël Foré maar Vlaanderen had van hem moeten zijn. Hij demarreerde bij het binnenrijden van Wetteren en sloeg een mooie kloof. Zijn kopman Rik Van Looy jutte Frans Schoubben op om de achtervolging in te zetten met de belofte dat hij de lachende tweede zou zijn. Zo viel het ook uit maar voor Gilbert was de kous daarmee niet af. Vier jaar later draaide hij de hardvochtige keizer een passende loer op het WK in Ronse 1963, die Benoni Beheyt (zijn aanstaande neef) aan de regenboogtrui hielp.
De triomfen die Gilbert in Vlaanderen en in Roubaix net niet had kunnen behalen die pikte hij op in twee klassiekers daar net onder. In Paris-Tours 1958 werd hij vooruitgestuurd door Van Looy, die geamuseerd toekeek en veronderstelde dat zijn luitenant tijdig zou worden teruggepakt. Smetje hield evenwel enkele meters over en wekte zo de indruk dat hij een massaspurt in zijn voordeel had beslecht.
Zes jaar later reed de inmiddels 33-jarige Gilbert de koers van zijn leven. La Flèche Wallonne was hem op het lijf geschreven. Na een uitmuntend optreden hield hij bijzonder schoon volk achter zich: Jan Janssen (die vijf maanden later in Sallanches wereldkampioen zou worden), de verbazende zesdaagsenkoning Peter Post (die veertien dagen eerder Paris-Roubaix had gewonnen) André Noyelle (de Olympische kampioen van Helsinki 1952), Vito Taccone (een alfa-Italiaan) en Rudi Altig (nog een aanstaande wereldkampioen -> 1966). Voor Gilbert Desmet was dit het orgelpunt op een onvoltooide symfonie. 

Als coureur werd hij zwaar tekort gedaan maar in het gewone leven werd Gilbert Desmet een levengenietende topper, die begin november van vorig jaar met zijn Maria Devos zijn briljanten huwelijksjubileum vierde. In de hierarchie van lang levende Vlaamse wielermonumenten wordt hij nog enkel voorafgegaan door Roger Decock, die als coureur meer op zijn strepen stond.

1 opmerking: