Charly Gaul
beste sherpa op twee wielen ooit?!
Tussen zijn geboorte- en zijn sterfdatum liggen amper twee dagen: eergisteren was het veertien jaar geleden dat hij aan een longemboli overleed, vandaag zou hij 87 jaar geworden zijn.
“De Engel van het hooggebergte”, hoorde hij niet graag, dan maar “De ijsheilige Sherpa van het Hooggebergte”?
Charly Gaul, een ontdekking van zijn landgenoot Pierre Clemens (vierde in de Tour van 1936), liet een eerste keer van zich horen met de eindzege in de G.P. Général Patton in 1950. Het jaar daarop won hij de Flèche du Sud en werd derde in de Österreich-Rundfahrtna vooral een demonstratie in de rit over de befaamde Grossglockner.
In 1953 was hij op zijn 20ste de jongste deelnemer aan de Tour. Na een veelbelovende Tour de Luxembourg (derde) en Dauphiné Libéré (tweede na Lucien Teisseire) stelde hij teleur met een vroege opgave. Enkele weken later werd hij wel zesde in het loodzware wereldkampioenschap in Lugano.
1954 werd een copy paste van 1953 met een uitstekende aanloop in eigen land en in de Dauphiné maar daarna door ziekte tot opgave gedwongen halfweg de Tour. Drie weken later werd hij wel derde in het WK in Solingen, waar hij op het podium stond naast Louison Bobet en Fritz Schaer. Hij was pas éénentwintig!
In 1955 kon hij de Tour eindelijk voltooien. Hij was nog niet in staat om de derde hond te zijn bij het duel tussen Louison Bobet en Jean Brankart. Hij stond bovendien geïsoleerd in een gemengd samenraapsel met zijn landgenoot Willy Kemp als enige valabele helper, wat hem niet belette om de bergprijs te winnen dankzij winst in de voornaamste Alpen- (-> Briançon met 13’47” voorsprong!) én Pyreneeënrit (-> Saint-Gaudens).
In 1956 nam hij een eerste keer deel aan de Giro met Faema (geleid door Learco Guerra) en zes volwaardige kompanen (Carlo Clerici, Marcel Ernzer, Rolf Graf, Hans Hollenstein en Willy Kemp). Toch telde hij op drie ritten van het einde een achterstand van 16’ op Pasquale Fornara. In de Dolomieten smeedde hij een verbond met Federico Bahamontes en met Jean Dotto. In de afzink moest hij zich behoedzaam behelpen met de voeten want zijn remmen hadden het begeven. Goed voor hem dat de koninginnenrit eindigde op de top van de Monte Bondone, waarop hij door Siberische omstandigheden gediend werd om Fornara letterlijk naar huis te klimmen en de maglia rosa over te nemen. De Italiaanse renners gingen hun boekje te buiten aan of zelfs in de volgwagens. Er waren meer opgevers dan aankomenden. Fiorenzo Magni was de enige die Gaul nog kon bedreigen maar hij parkeerde op 3’27”. In de aansluitende chaotische Tour met de Pools-Franse occasionele eindwinnaar Roger Walkowiak kwam Gaul er in het tijdklassement (13de op ruim een halfuur) niet aan te pas. Hij won wel de korte tijdrit in Rouen, de thuishaven van de afwezige Jacques Anquetil en de voorname Alpenrit naar Grenoble, waarmee hij de basis legde voor een tweede eindwinst in de bergprijs.
In 1957 kreeg hij in de Giro te maken met Louison Bobet, die na zijn loepzuivere hattrick in de Tour zijn zinnen had gezet op de Giro, hij zou op 19” stranden van Gastone Nencini. Gaul had zichzelf in de Dolomieten de das omgedaan met een slecht getimede plaspauze plus een obsceen gebaar, die Bobet razend maakte en tien minuten deed wegrijden. Charly, andermaal geïsoleerd, kon die niet meer ophalen. Een revanche in de Tour was niet aan de orde want decompressie en verzengende hitte deden hem al op de tweede dag inbinden.
Helemaal anders verliep 1958 met de volle focus op de Tour. De Giro was niet meer dan een stijloefening, tegen werelduurrecordhouder Ercole Baldini viel toch niets te beginnen. Gaul behaalde slechts één dagzege, moest de bergprijs aan Jean Brankart laten en kwam uit op de derde eindplaats. Het was hem evenwel om de Tour te doen, waarin hij eindelijk werd omringd door een convenabele ploeg met acht sterke Nederlanders plus zijn landgenoten Aldo Bolzan, Marcel Ernzer en Jempy Schmitz. Hij verkeerde in bloedvorm en diende Jacques Anquetil (+7”) de eerste nederlaag toe in een tijdrit (46 km. op het circuit van Chateaulin). Dat herhaalde hij minder onverwacht op de bloedhete Mont-Ventoux (Anquetil en Bobet kregen daar vier à vijf minuten aangesmeerd) en in de lange (74 km.) tijdrit op de voorlaatste dag tussen Besançon en Dijon, waarmee hij Vito Favero (+3’17”) van zijn gele sokkel stootte. Daags na de Ventoux was Gauls eindzege in het gedrang tussen Carpentras en Gap. Een lekke band en een al of niet gesaboteerde fiets deden hem tien minuten verliezen op dagwinnaar Gastone Nencini, Jacques Anquetil en Jan Adriaensens. Raphael Geminiani verstevigde zijn pole position en leek op vijf dagen van het einde gewonnen spel te hebben maar dat was zonder de waard-Gaul gerekend, die nochtans ruim een kwartier achterstand telde. Charly moest in de koninginnenrit van de Alpen, van Briançon naar Aix-les-Bains, ridder of mis spelen en dat deed hij al vanaf de door slagregen geteisterde col de Luitel. Op de volgende col, de Granier, had Gaul al tien minuten ongedaan opgehaald. Geminiani werd door Favero onttroond en ook Gaul was opnieuw in de running en dat stelde hij helemaal op punt in Dijon. Gaul had de Tour zowaar niet in de cols maar in de tijdritten gewonnen gewonnen.
Charly Gaul toonde zich ook in 1959 een late beslisser. Anquetil had zich in de Giro wel de veel betere tijdrijder getoond dan Gaul (+ 4’) en daar hield hij op twee dagen van het einde drie minuten van over aan de vooravond van de marathon van 296 (!) km. van Saint-Vincent d’Aosta naar Courmayeur alover de Forclaz, le Grand & le Petit Saint-Bernard, die Gaul helemaal naar zijn klimpedalen zette en bijna tien minuten wegreed van Anquetil.
De vooropgestelde oogst was binnen waarna Gaul zich niet meer kon opladen voor de Tour, waarin hij zijn frère-ennemi Federico Bahamontes een wederdienst bewees voor hand- en spandiensten in de door hem gewonnen Giro van 1956 en de Tour van 1958. Bahamontes was duidelijk de beste, dat illustreerde hij vooral met een zege in de klimtijdrit, waarover hij bijna anderhalve minuut minder deed dan Gaul, die drie dagen later zijn enige dagzege behaalde in Grenoble maar in het eindklassement parkeerde op de twaalfde plaats met 24’ meer dan Bahamontes.
Bahamontes noch Gaul zouden daarna nog een grote ronde winnen. De Luxemburger werd wel nog derde in de Giro van 1960 en in de Tour van 1961, de Spanjaard tweede in de Tour van 1963 en derde in die van 1964.
Zij waren de beste klimmers van hun generatie en met Lucien Van Impe van de hele wielergeschiedenis. Gaul stak daar nog wat meer bovenuit als de betere tijdrijder. Beide antagonisten van het hooggebergte hielden vol dat ze meer dan één keer de Tour zouden gewonnen hebben: Bahamontes in een dopingvrij peloton, iets wat Gaul niet wilde gezegd hebben maar wel dat hij zelden op valabele helpers kon terugvallen en dat was ook zo.
Voor beiden was de Tour hun koersleven. Gaul kon zich ook enigszins voor het wereldkampioenschap enigszins opladen met een zesde plaats in 1953 en een derde in 1954. In Waregem 1957 werd hij pas 27ste maar hij speelde wel een bepalende rol in wie van de twee Rikken mocht winnen. Alhoewel hij een Faema-Guerra - ploegmaat van Van Looy was, bestond hij het toch om voor Van Steenbergen de kloof met de zes vluchters (onder wie Rik II) ongedaan te maken en de rode loper uit te rollen voor Rik I. Van Looy heeft het Gaul nooit vergeven. Toen ik in 1983 na een liefhebberskoers in Blankenberge in zijn bijzijn de naam Gaul liet vallen, reageerde Van Looy met “is dat die coureur die slechts twee koersen gewonnen heeft?”. Ik wist niet wat ik hoorde maar het werd mij helemaal duidelijk toen ik in 2017 voor de Krant van West-Vlaanderen een retrostuk mocht maken over het WK van 1957. Winnen was altijd al een onderneming en dat zeker in de toenmalige wereldkampioenschappen.
Ik kwam in contact met Charly Gaul bij de start van de Tour in “zijn” Luxemburg in 1989. Hij kwam opnieuw onder de mensen nadat twee echtscheidingen zijn vertrouwen in de medemens hadden aangetast en na zijn pover afscheid van de koers in 1965 hadden doen kiezen voor kluizenaar in de bossen. Hij was een natuurmens. Trainen kwam op de derde plaats na jagen en vissen. Hij teerde op zijn zelfverklaarde gave Gods, klimmen, al kon hij in optimale conditie en wanneer het er hem toe deed ook tijdrijden, wat veel zegt over zijn intrinsieke capaciteiten. Hij werd meermaals in verband gebracht met doping en dat misbruik gaf hij ook ruiterlijk toe, waarop Federico Bahamontes ook naar anderen toe alludeerde. Mijn oordeel daarover: het waren coureurs van hun tijd met de rituelen uit die periode. Wie niet meedeed, hinkte achter de feiten. Vergelijk het met het verkeer: héél vélen reden vorige eeuw onder invloed en wie 130 reed, was de traagste onderweg. Nu is de pakkans oneindig groter en wie nu 130 rijdt, wordt slechts sporadisch voorbijgestoken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten