Morgen wordt hij zes-en-tachtig
Rik Van Looy
de jaren vijftig waren de mooiste
In zijn allereerste koers, in Herenthout in mei 1948 werd de 14-jarige krantenbesteller vijf(!)maal gedubbeld. Zo’n beproeving overkwam Michel Pollentier in 1966 en zie maar waartoe ook dat leidde.
Rik Van Looy had als tiener tientallen overwinningen behaald maar meer dan futiele momentopnamen waren dat niet. Anders werd het vanaf 1952 wanneer hij tweemaal op een rij kampioen van België bij de liefhebbers werd: in Brussel respectievelijk in Deerlijk. In de internationale kampioenschappen verging het hem veel minder. Zowel in de Olympische wegrit in Helsinki als in het wereldkampioenschap in Luxemburg (val en armbreuk) gaf hij op en leek hij nog niet klaar voor een overstap naar de beroepscategorie. Het extra jaartje in de wachtkamer deed hem deugd: als hernieuwde kampioen van België haalde hij ook het podium van het wereldkampioenschap in Lugano: derde na de stayerende Italianen Ricardo Filippi en Gastone Nencini en vòòr Michel Van Aerde en regérend Olympisch kampioen André Noyelle. Vier dagen maakte hij voor L’Avenir & Gitane zijn debuut als beroepsrenner in Kortenaken, waar hij meteen won vòòr Ernest Sterckx en Karel Borgmans. Er volgde nog een tweede succes in Heist-op-den-Berg en bovenal een zevende plaats in Paris-Tours zodat hij in de volste gemoedrust aan het winterreces kon beginnen. In 1954 kon hij, wegns zijn militaire dienstplicht in Evere, de hoge verwachtingen niet helemaal inlossen en ook in 1955 kwam het er, wegens teveel speelvogel, nog niet ten volle uit. Daarop was het wachten tot de lente van 1956 tot hij eerst Gent-Wevelgem en vervolgens Parijs-Brussel won. Naderhand won hij ook de Scheldeprijs en de Omloop der Drie Zustersteden. In de monumentale klassiekers wilde het nog niet lukken, ook niet in 1957. Die jaren stak hij wel al een gretige hand uit naar de regenboogtrui, waarbij hij het evenwel moest afleggen tegen de minder controversiële Rik Van Steenbergen die in het peloton meer invloeden kon aanwenden en op goodwill rekenen.
1958 was het scharnierjaar. Eerst hield hij Miguel Poblet af van een loepzuivere hattrickin Milano-Sanremo, won hij opnieuw Paris-Brussel, werd hij in Housse kampioen van België en duelleerde hij met Fred De Bruyne voor de eindzege in de ultieme Challenge Desgrange - Colombo, hét vigérende jaarklassement van die periode. Deze strijd bereikte een absolute dieptepunt toen Fred en Rik dermate opgingen in hun naijver dat zij zich in de afsluitende Giro di Lombardia van de kop af lieten uitzakken tot na het peloton. De sluwe De Bruyne lachte in zijn vuistje want zo consolideerde hij zijn voorsprong van twaalf punten, die hij mede te danken had aan het feit dat Van Looy in de Vuelta, na het winnen van vijf ritten en als leider in de tussenstand, op vier dagen van het einde met een kapotte knie had moeten opgeven.
1959 werd zijn absoluut topjaar met behalve een eerste overwinning in de Ronde van Vlaanderen en vooral in de Giro di Lombardia naast een hernieuwde in Paris-Tours waren er ook zijn sterk opgemerkte passages in de Vuelta én in de Giro, waarin hij telkens vier dagzeges behaalde maar bovenal een spraakmakend klassement (derde respectievelijk vierde). Indien de Desgrange - Colombo nog bestaan had dan had Rik Van Looy die met 112 punten gewonnen vòòr Miguel Poblet (73) en Frans Schoubben (69).
Zijn keizerrijk was geïnstalleerd aan de vooravond van zijn sterkste jaren maar Van Looy verbeterde niet meer en zijn sterke persoonlijkheid keerde zich meer dan eens tegen hem. Wie hem evenwel (te vroeg) afschreef, kreeg lik op stuk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten