Vandaag wordt hij zes-en-tachtig
Rik Van Looy
en de wisselende jaren zestig
Rik Van Looy zette in het nieuwe decennium zijn veroveringstocht in wielerland verder. Wereldkampioen worden was zijn initiële betrachting en dat liep van een leien dakje. Hij kon à la Van Steenbergen invloeden aanwenden, op goodwill rekenen en op een hechte Belgische ploeg. In 1960 had hij géén grote overwinning behaald, wel drie dagzeges in de Giro en er tot bergkoning uitgeroepen. Bèrgkoning?! Hou het maar bij de bergprijs, die hij veroverde via een marathon-ontsnapping waarin hij ook op de cols als eerste doorkwam en een pak punten sprokkelde. Zelfs dat hooggewaardeerd maar onvoltooid Thomas De Gendtje avant la lettre volstond niet om een matig seizoen bij te kleuren maar op de Sachsenring van Leipzig stelde hij orde op zaken en dat had hij vooral te danken aan de tot Belg genaturaliseerde Pino Cerami, die achttien dagen vòòr en elf dagen nà zijn 38ste verjaardag La Flèche Wallonne had gewonnen. Pino was de ontegensprekelijke hoeksteen aan de eerste regenboogtrui die Van Looy verse vleugels schonk want 1961 bracht (na 1959) zijn tweede beste seizoen. Op een tweede plaats in Milano-Sanremo (verrast door de nog onbekende Raymond Poulidor) volgde winst in Paris-Roubaix en in Liège-Bastogne-Liège. Daarmee had hij de vijf verschillende monumentale klassiekers op zijn palmares gebracht. Enkel Eddy Merckx en Roger De Vlaeminck zouden het hem nadoen. Ook in de Giro gaf hij er weer een lap op: zevende na het behalen van drie dagzeges. Het verlengen van zijn wereldtitel was bijna een formaliteit want in tegenstelling tot in 1960 kreeg hij de volledige Belgische ploeg op één lijn. Van Looy moest geen trap teveel geven en won onbedreigd van Nino Defilippis en Raymond Poulidor, al hing dat nog aan een zijden draadje want Rik zakte luttele meters voorbij de finish door zijn voorwiel.
Zijn tweede regenboogtrui optimaliseerde Van Looy voor 1962, waarin hij binnen de vijftien dagen de Ronde van Vlaanderen, Gent-Wevelgem en Parijs-Roubaix won. Een unieke triologie die pas een halve eeuw later door Tom Boonen zou geëvenaard worden. Eindelijk maakte hij zijn opwachting in de Tour, waarin men hem zelfs de gele trui weggelegd achtte. Wat een illusie! Hij ontpopte zich wel tot de absolute smaakmaker, evenwel zonder dagzege(s), tot hij in de eerste bergrit door een motard omvergereden werd en met een nierkwetsuur niet verder kon. Sommigen uit zijn naaste omgeving hielden vol dat het niet zo erg was en dat hij het voorval aanwendde voor een abdicatie. Dat seizoen kwam het niet meer goed met hem. Op het zware wereldkampioenschap in Salo werd hij helemaal zoek gereden “omdat iedereen zich tegen hem was”, wat hem inspireerde tot de boude quote “het zijn allemaal kaffers”.
Daarmee zette hij nog meer rivalen tegen hem op. De breuk met Flandria en met zijn ploegleider Lomme Driessens zorgde voor nog meer onrust. Toch keerde hij, na een teleurstellend voorjaar waarin hij enkel in Paris-Roubaix (tweede na Emile Daems) voor een grote zege in aanmerking kwam, terug naar de Tour en haalde eruit wat erin zat: vier dagzeges, de definitieve groene trui en de tiende eindplaats. Er zat geen addertje maar een adder onder dat gras. Van Looy was in elke spurt Benoni Beheyt kansloos geweest, zo ook in het aansluitend kampioenschap van België in Zolder. Rik voelde zich onaantastbaar en zou in Ronse soeverein zijn derde regenboogtrui in vier jaar tijd aantrekken. Dat was zonder de waard-Beheyt gerekend die de keizer in een chaotische spurt van zijn sokkel duwde. Het keizerrijk wankelde want ook in 1964 zou Rik II geen grote overwinning behalen. In de Tour werd hij al op de openingsdag in Lisieux door een zware val uitgeschakeld.
Het hakte er diep in bij de Keizer, die al sedert 1962 geen grote klassieker had gewonnen. Dat wilde Van Looy kost wat kost rechtzetten. In Paris-Roubaix 1965 behoorde hij tot de kopgroep van negen waarin Ward Sels de beste was maar die in de pikorde moest wijken voor zijn kopman. Van Looy behaalde aansluitend ook acht(!) dagzeges in een schaars bezette Vuelta en werd, net als in 1959, derde in het klassement. Daar kwamen nog twee dagzeges in de Tour, de eerste op de openingsdag in Liège die de gele trui opleverde. Hij won dat jaar 45 wedstrijden. In 1966 werd het veel minder maar in 1967 rehabiliteerde hij zich met bijna een vierde zege in Paris-Roubaix en een effectieve tweede triomf in Paris-Tours. In 1968 behaalde hij in La Flèche Wallonne een onmogelijke overwinning maar op een foto in het boek “Rik Van Looy - Monument voor een Keizer” is duidelijk te zien hoe hij zonder weerstand van de medevluchters mocht wegrijden met José Samyn, de lachende tweede. En in de Merckx - Tour van 1969 behaalde Rik een ultieme dagzege. Men liet hem inderdaad zomaar ontsnappen in de veronderstelling dat men hem tijdig zou oprapen maar in Nancy hield de kranige 35-jarige driekwart minuut over en won aan een uurgemiddelde van 40,373 km. Dat was zijn allerlaatste kunstje.
1970 werd het jaar teveel, dat Rik op 22 augustus abrupt afbrak bij zijn terugkeer van het criterium van Valkenswaard.
Rik Van Looy was bijna 37 jaar, stokoud kon je dat niet noemen. Joop Zoetemelk en Raymond Poulidor waren op die leeftijd nog absolute toppers zoals Philippe Gilbert en Alejandro Valverde nu zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten