Morgen wordt hij zes-en-tachtig
Rik Van Looy
toèn zag ik “hèm” voor het eerst
10 juli 1958: ik heb “hèm” gezien, mijn God van de koers, “Rik Van Looy van Herentals, de Keizer van de wereld”, over wie mijn papa mij al dikwijls
De kermiskoers van Gistel passeerde niet al te ver van mijn deur en ik was er thuis vanonder gemuisd. Ik zag hem elke ronde in de buik van het peloton, waaruit hij zich enkel losmaakte voor de spurt, waarin hij verrassend - en tot ontgoocheling van velen, niet in het minst van de inrichters - slechts derde werd na Karel Debaere en Gentiel Saelens. Ik was niet tot aan de aankomst geraakt maar de doortochten vanop ’t Gistels Kassietje aan d’Haeghebrug maakten veel goed. Dat ik dàt al op mijn negende mocht beléven, oh wat voelde ik mij de koning te rijk.
Een soort coup de foudre maar er zat een prijskaartje aan vast. Mijn mama wist, zoals héél mééstal, niet waar ik die namiddag uithing maar “de koers van Gistel” zou zeker niet aan de orde zijn geweest. Moeder Maria was van het nabije Snaaskerke en had acht broers. Eén van hen bevond zich tussen de vele toeschouwers. Fier als een gieter riep ik hem toe:
“Nonkel, ik heb Rik Van Looy gezien.”
Thuisgekomen zinderde de euforie nog na en in een stortvlaag van bevlogenheid klapte ik mijn mond voorbij door mijn mama te melden dat ik én Rik Van Looy én één van haar broers had gezien. Dat wist ze al want “plichtsbewuste” oom was even langsgekomen om zijn enige zus te melden “dat haar kleinen tussen het crapuul naar de koers stond te kijken.”
Ik vloog met een pak rammel en zonder eten naar bed maar het was mij de géseling waard want … “ik had Rik Van Looy gezien”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten