En de gevleugelde Colombianen bleven maar komen …
De hobbelige weg
naar de hoogconjunctuur
In 1984 werden de gevleugelde Colombiaanse klimmers met veel bombarie aangekondigd in de Tour. Hun komst zou een grote omwenteling met zich brengen.
Luis Herrera was de forward van die beweging. Hij stelde zeker niet teleur met een spraakmakende dagzege op L’Alpe d’Huez maar bleef in het tijdklassement steken op de 27ste plaats met bijna een uur meer dan Laurent Fignon. Het jaar daarop deed hij veel beter met dagzeges in Morzine en in Saint-Etienne, winnaar van de bergprijs en de zevende eindplaats met nog geen dertien minuten meer dan Bernard Hinault. Twee jaar later werd hij, zonder dagzege maar weer met de bergprijs, vijfde. Dichter zou hij niet meer eindigen en in de Giro vond hij helemaal zijn weg niet, wel in de Vuelta die hij in het voorjaar van 1987 won van onder anderen Laurent Fignon en Pedro Delgado, wat hij lardeerde met een zoveelste bergprijs.
Eén en ander promoveerde Luis Herrera tot de vaandrig van het Colombiaanse wielrennen en dat leek hij te zullen blijven tot Nairo Quintana zijn opmars inzette tijdens het tweede decennium van de 21ste eeuw met vooral eindzege in de Giro van 2014 en in de Vuelta van 2016. In de Tour bleef hij steken op de tweede plaats in 2013 en in 2015. Op zijn 30ste lijkt een eindzege in le grand boucle verder weg dan ooit maar hij blijft een vaste waarde die in 2020 vanuit een andere uitvalsbasis (Arkea-Samsic) mag opereren als énige kopman (met vooral Warren Barguil en Diego Rosa in steun) in een Tour zonder een voor hem nadelige tijdrit. Als eerste Colombiaanse Tourwinnaar is de zeven jaar jongere Egan Bernal hem alvast vòòr geweest.
Behalve absolute toppers bracht Colombia ook een respectabel aantal subtoppers in stelling die de mooiste rittenkoersen op hun naam schreven. Niet in chronologische maar in alfabetische orde zijn dat: Carlos Betancur (Paris-Nice 2014); Santiago Botero (wereldkampioen tijdrijden 2002 & winnaar Tour de Romandie 2005), Hernan Buenahora (Volta a Catalunya 1998), Sergio Luis Henao (Paris-Nice 2017), Miguel Angel Lopez (Tour de Suisse 2016 en Volta a Catalunya 2019), Alvaro Mejia (Volta a Catalunya 1993), Fabio Parra (stak zijn tijdgenoot Luis Herrera tevergeefs naar de kroon), one hit wonder Martin Ramirez (Dauphiné Libéré 1984 ten koste van …. Bernard Hinault),…
En dan is er nog “the special case” Rigoberto Uran, van omstreden à verguisd. Op basis van de perceptie werd hij beschuldigd van het doorverkopen van de Olympische wegrit in Londen 2012 aan Alexandre Vinokourov, met wie hij naar de finish slenterde en die hij - de andere kant opkijkend – zogezegd niets in de weg wilde leggen. Vanwaar halen ze het? Uran had alle sportief eigenbelang bij een Olympische titel, hij reed voor het Britse Sky en zou, bij winst, ook van de Colombiaanse federatie een gigantische premie hebben gekregen om nog maar te zwijgen van de eeuwige roem.
Nu herinneren weinigen zich nog dat Rigoberto vice - Olympische kampioen werd. Winnen is weliswaar zijn regel niet. In de Giro werd hij tweemaal tweede (in 2013 en in 2014), in de Tour éénmaal (in 2017). Bij die gelegenheden zal hij wel niet als de lachende tweede op het podium gestaan hebben. Rigoberto ontbeert het killersinstinct, was nooit waardig omringd maar wel een degelijke tijdrijder.
Conclusie: Colombia is tijdens de 21ste eeuw tot een min of meer traditioneel wielerland geëvolueerd dat zelfs in de massaspurten meespeelt met eerst Fernando Gaviria en vervolgens met Alvaro Hodeg (hoe zou het nu met hem zijn?). Het verschil tussen beiden: al of niet deel uitmaken van The Wolfpack van Patrick Lefevere.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten