Hij was véél méér dan dat maar koos
voor kermiscoureur om méér te verdienen
Jan BOGAERT
werd schromelijk onderschat
werd schromelijk onderschat
‘De Koning van de Kermiskoersen’ …
Indien je hem zo typeert zonder bijsluiter dan doe je Jan Bogaert schromelijk tekort want hij was véél meer dan dat.
Als tiener behoorde hij tot de uitzonderlijke lichting van de exceptionele bouwjaren 1956, 1957 en 1958, waarvan ook Jan Blomme, André Boonen, Raoul Bruyndonckx, Ronny Claes, Luc Colyn, Roland Coupillie, Claude Criquielion, Paul De Keyser, Ronnie Delen, Patrick Devos, Werner Devos, Etienne De Wilde, Fons De Wolf, Kurt Dockx, Ludo Frijns, Patrick Grootvriendt, Eddy Hooyberghs, Bernard Huyghe, Guy Janiszewski, Charles Jochums, Yvan Lamote, Patrick Lerno, Ronny Naets, Jan Nevens, Danny Nooytens, Guy Nulens, Patrick Pevenage, Eddy Planckaert, Ignace Planckaert, Dirk Sas, Walter Schoonjans, William Tackaert, Willem Thomas, André Vandensteen (+), Benny Van der Auwera, Alain Van Hoornweder, Pieter Verhaeghe, Benjamin Vermeulen, Patrick Versluys, Jan en Ludwig Wijnants, Daniël Willems, ….. deel uitmaakten.
Hoewel hij een véélwinnaar was (25 overwinningen als nieuweling, 60 als junior, 50 als liefhebber) en er zaten nogal wat kanjers tussen: het kampioenschap van Oost-Vlaanderen als eerstejaarsjunior in 1975, de proloog van de Tour de l’Avenir 1978 en 1979 (telkens in Divonne-les-Bains annex gele trui) en van de G.P. Wilhelm Tell 1979, de Franco-Belge 1979, de Internatie - Reningelst 1979, de Vuelta a Ampurdan (Sp.) 1979. Dat jaar bekroonde hij zijn opgemerkte passage in de jeugdcategorieën met ook nog een tweede plaats (na Phil Anderson) in de G.P. des Nations (een individuele tijdrit van 45 km. in Cannes) en een zesde in het wereldkampioenschap in Valkenburg. Jan Bogaert was helemaal klaar voor de beroepscategorie, waar men duidelijk op hem zat te wachten, hij werd met open armen ontvangen door Vermeer-Thijs.
28 maart 1981, de mooiste koersdag van Jan Bogaert: hij wint de E3 Harelbeke vòòr een ziedende Roger De Vlaeminck en Jan Raas. (foto uit zijn privécollectie) |
Vanaf 1981 begon zijn recital van (115 in totaal) profoverwinningen met meerwaarde: de eindoverwinning in de Driedaagse De Panne - Koksijde, een dagzege in de Ronde van Zwitserland en van Nederland. Zowel in 1981 (E3) als in 1983 (Scheldeprijs) behaalde hij overwinningen met absolute meerwaarde. Vooral die in Harelbeke op 28 maart 1981 kon tellen want behaald op een ziedende Roger De Vlaeminck die het niet voor mogelijk hield dat een ‘kermiscoureur’ hem belette om de E3 op zijn illuster palmares bij te schrijven.
"Roger diende zelfs klacht in maar die werd verworpen", voegt Jan eraan toe. "Roger verloor niet graag en zeker niet van iemand die hij aanzag als een veredelde kermiscoureur. Met hem is het zeker nog goed gekomen, dat maakte het aangenamer voor beiden."
"Roger diende zelfs klacht in maar die werd verworpen", voegt Jan eraan toe. "Roger verloor niet graag en zeker niet van iemand die hij aanzag als een veredelde kermiscoureur. Met hem is het zeker nog goed gekomen, dat maakte het aangenamer voor beiden."
Harelbeke en Schoten waren toen nog nationale topkoersen maar ook op de internationale bühne wist Janneman zich te onderscheiden: vijfde in Gent-Wevelgem 1980 en 1982, derde in Paris-Brussel 1981, 16de in Milano-Sanremo, vijfde in de Ronde van Vlaanderen 1982 en tweede (na Phil Anderson maar vòòr Jan Raas) in de Amstel Gold Race. Daarna leek er wat verval in te komen. Winst in Nokere Koerse (toen nog een opgelijste kermiskoers) en een dagzege (behaald op Eddy Planckaert) in de Ronde van België luidden in 1984 de ommekeer in. Jan zocht en vond daarna meer zijn heil in het nationale circuit en kreeg meteen het etiket “kermiscoureur” opgekleefd. Jan had zijn goede redenen voor die keuze: het was de switch naar véél meer verdienen, al moest hij daarvoor elk seizoen minstens 120 (soms 150) koersdagen uitzweten.
De zogenaamd karakterarme Waaslander begaf zich ook tweemaal op de paden van de Giro en de Tour, die hoegenaamd zijn ding niet waren en toch ledigde hij de bittere kelk drie van de vier keren tot op de bodem.
"Het zou een vier op vier geweest zijn indien de ploegdokter van Vermeer-Thijs (wiens naam mij ontsnapt) mij in de Tour van 1981 op twee vlakke dagen van het einde niet naar huis gestuurd had", zucht Jan. "Hij vond dat ik als 23-jarige aan het eind van mijn krachten was en tegen mezelf moest beschermd worden. Had ik daarvoor de vele Pyreneeën- en Alpencols bedwongen? Dit was het minste moment uit zestien seizoenen als beroepsrenner."
"Het zou een vier op vier geweest zijn indien de ploegdokter van Vermeer-Thijs (wiens naam mij ontsnapt) mij in de Tour van 1981 op twee vlakke dagen van het einde niet naar huis gestuurd had", zucht Jan. "Hij vond dat ik als 23-jarige aan het eind van mijn krachten was en tegen mezelf moest beschermd worden. Had ik daarvoor de vele Pyreneeën- en Alpencols bedwongen? Dit was het minste moment uit zestien seizoenen als beroepsrenner."
Een zweem van ingetogenheid typeerde Bogaert die liever stille dan luide Jan was. En hij is bovenal een gelukkig man. Indien hij als coureur de topper was geworden die allicht in hem schuilde dan zou hij niet gelukkiger geweest zijn dan hij nu als gezellige wat introverte vrijgezel is.
"Uiteraard zou ik het nu helemaal anders aanpakken want er zijn nog amper kermiskoersen", stelt Jan vast. "Ik zou dus iets anders moeten verzinnen om mij te onderscheiden. Het niveau van een Greg Van Avermaet zou ik niet gehaald hebben, ook niet dat van Oliver Naesen maar wel net daaronder en het zou in een goed gestructureerd team lonend geweest zijn want ik zou niet te beroerd geweest zijn om mij als teamplager op te stellen."
Mooi overzicht van een onderschatte renner������
BeantwoordenVerwijderen