vrijdag 10 april 2020


Redder des vaderlands in 1923
door zijn lief neergeknald in 1935

Henri Pélissier
woelwater legde ultrakort traject af

Zijn vuurwapen keerde zich als een boemerang tegen hem. Twee jaar nadat zijn echtgenote Leonie er zich het leven mee ontnam, schoot zijn nieuwe geliefde Camille er hem mee dood. Zij joeg vijf kogels door zijn kop. Pang pang pang pang pang !!!!! Het woelwater was eindelijk tot absolute (gedwongen) rust gekomen. Het overkwam hem in zijn 46ste levensjaar.
Philippe Thys was het zwarte beest van de Parijse boerenzoon die door de Belg al in 1914 van de Tourzege werd gehouden en die dat zeven jaar later herhaalde. Henri Desgrange, de geestelijke vader van de Tour, deed er nochtans alles aan om zijn landgenoot naar het hoogste schavotje te loodsen maar dat wilde maar niet lukken. Desgrange werd er almaar nerveuzer bij want dat manco drukte de oplage van zijn sportkrant L’Auto. Die drukdoenerij leidde tot een clash tussen beide Haantjes met elk een ultragroot ego. Henri zou dus iets speciaals moeten verzinnen om de Tour (en de organiserende krant) uit het slop van zes opeenvolgende Franse nederlagen te halen. In 1923 leek het wonder zich eindelijk te voltrekken, een deus ex machina. Thys werd zogezegd ziek tijdens de tweede rit en kon ’s anderendaags niet verder, volgens bepaalde bronnen omdat Desgrange hem de opgelijste premie van de eindzege had uitgekeerd opdat Pélissier in zijn vijfde poging eindelijk zijn slag zou kunnen thuishalen. Het was evenwel Thys’ landgenoot Louis Mottiat die in zijn plaats won en voor een zevende Belgische eindzege op rij zorgde. Wanneer de nood het hoogst was, bleek zelfs voor Henri Pélissier de redding nabij. Net als dertig jaar later voor Louison Bobet was de zesde tentatieve de goede. In tegenstelling tot loepzuivere hattrick van de Bretoen bleef het voor de Parisien bij één eindzege. Als titelverdediger in 1924 gaf hij, met zijn broer Francis, al na een zoveelste verbale krachtmeting met Henri Desgrange aangaande de dresscode van le maillot jaune. In 1925 was hij al aan zijn zesde opgave toe. Het was daaraan te wijten dat hij in le grand boucle op tien dagzeges bleef steken
Zowel Pélissier en Bobet leken meer in de wieg gelegd voor de klassiekers. Vòòr hun langverbeide Tourzege hadden zij zich al bijzonder onderscheiden in de voornaamste ééndagskoersen. Henri opende met herhaalde winst in de Giro di Lombardia (1911, 1913 en 1920). In 1912 kwam daar Milano-Sanremo bij, vervolgens Paris-Roubaix in 1919 en 1921, tussendoor Paris-Brussel en tenslotte Paris-Tours 1922. Tot overmaat van weelde werd hij in 1919 kampioen van Frankrijk vijf maanden nadat hij Bordeaux-Paris op zijn palmares had bijgeschreven. In de Ronde van Vlaanderen bleef hij steken op de vierde plaats in 1922. Liège-Bastogne-Liège (pas vanaf 1930 voor profs) en het wereldkampioenschap (vanaf 1927) waren nog niet aan hem besteed.
Vooral zijn drieslager in Lombardia, in het hol van de Italiaanse leeuw, kon tellen. En op de eerste van de drie liet hij meteen Milano-Sanremo volgen. Hoe meer hij slaagde in de klassiekers hoe groter de hunker werd om daar de Tour aan te voegen. Daarop was het zowaar wachten tot zijn 34ste levensjaar. Hij sloeg hard toe in de beide Alpenritten naar Briançon respectievelijk Genève. Op die eenzame hoogten bouwde het leeuwenaandeel van zijn halfuur voorsprong uit. Met zijn late eindzege stelde hij vooral Henri Desgrange in het ongelijk. Die bleef Pélissier maar treiteren dat hij zijn inspanning geen weken kon volhouden.
Henri Pélissier was le premier super champion du cyclisme français. In mijn Allertijdse Palmares-Ranking is hij de Franse nummer drie na Bernard Hinault en Jacques Anquetil. In het algemeen komt hij uit op de veertiende plaats. Net als Philippe Thys wordt hij te weinig aangehaald als een voorname icoon uit ruim een eeuw wielrennen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten