Morele jongste Tourwinnaar in 1947
Paris-Nice + Vlaanderen + Roubaix in 1954
Romanticus Raymond IMPANIS haalde er veel maar niet àlles uit
Met hun achten zijn ze die in dezelfde lente Vlaanderen én Roubaix wonnen. Henri Suter zette die toon in 1923 en hij kreeg navolging van acht Vlamingen: Romain Gijssels (1932), Gaston Rebry (1934), Raymond Impanis (1954), Fred De Bruyne (1957), Rik Van Looy (1962), Roger De Vlaeminck (1977) en Peter Van Petegem (2003) en Tom Boonen (2005 en 2012).
Raymond Impanis is zeker niet de minste van dit illuster gezelschap, hij liet er ook nog Paris-Nice (toen nog Paris - Côte d’Azur) aan voorafgaan. Hij zette de tweede rit (naar Saint-Etienne) naar zijn pedalen en zou dat ’s anderendaags in Vergese herhaald hebben indien Fausto Coppi hem niet gesmeekt had om daar te mogen winnen, wat Raymond hem ook toestond. In de afsluitende lange (51,5 km.) tijdrit van Cannes naar Nice was de 20-jarige Jacques Anquetil (die vijf en een halve maand eerder zijn eerste van negen G.P. des Nations had gewonnen) de enige die beter deed dan het bakkertje van Berg (Kampenhout), die het tijdverschil onder de halve minuut hield. Raymond was helemaal klaar voor de veldtocht van april die hem de dubbelslag Vlaanderen - Roubaix zou opleveren. Een maand later werd hij al voor de derde keer tweede (na de Luxemburger Marcel Ernzer) in Liège-Bastogne-Liège, de klassieker die hem nog het best lag maar waarin hij ook het jaar daarop zou blijven steken op de dichtste ereplaats.Die keer in 1955 had hij moeten winnen. Hij reed op kop met zijn Peugeot-kompaan Stan Ockers, die daags voordien La Fleche Wallonne had gewonnen. Impanis was die dag de beste van de twee en bovendien de snelste. Het was dus zijn beurt om de hoogste honneurs waar te nemen, maar wat deed die voor de buitenwereld zo beminnelijke Stan: hij demarreerde in de laatste hectometers vanachter Raymonds rug. Tussen beiden kwam het nooit meer goed. Ockers was meestal goedlachs en straalde minzaamheid uit maar was lang niet de meest betrouwbare van het peloton. Toch werd Stan vier maanden later in Frascati op onwaarschijnlijke wijze wereldkampioen. Men had Raymond geheel onterecht uit de Belgische selectie gelaten.
Raymond Impanis werd wel vaker door de omstandigheden in de steek gelaten. Op zijn 21ste had hij in 1947 de jongste winnaar van de Tour kunnen/moeten zijn. Hij won er de langste tijdrit (139 km.!) ooit maar werd naderhand door foute kledij (zwart!) in de verzengende hitte verraden. Soms deed hij zich zijn verlies zelf aan door als smaakmaker met de krachten te woekeren. Uitblinken leek hem aantrekkelijker dan winnen. Emo oversteeg ratio, hij was een romanticus op de fiets die het publiek amuseerde. Desalniettemin won hij behalve Vlaanderen en Roubaix ook tweemaal Gent-Wevelgem (1952 en 1953) en het zouden er drie geweest zijn indien hij in 1948 in de slotfase geen kader had gebroken waardoor hij op een vrouwenfiets verder moest om vierde te worden.
Zijn strafste nummer zette hij wellicht neer in La Flèche Wallonne van 1957 toen hij reeds in de beginfase vijftien anderen meelokte in een onverhoeds avontuur. Hij wilde die koers, waarin hij in 1950 tweede en in 1952 derde was geworden, absoluut winnen. Hij zette zich als een lokomotief aan de kop van dat treintje dat almaar meer wagonnetjes verloor. Enkel René Privat (die in 1960 de eerste Milano-Sanremo mèt de Poggio zou winnen) kon zich min of meer (+ 47”) in zijn buurt handhaven, de anderen volgden op minuten.
Beuken tot de concurrentie het begaf, ziedaar het handelsmerk van het kloek gespierde Vlaams-Brabantse trainingsbeest. Vooral Rik Van Steenbergen zag met lede ogen aan hoe dat vermaledijde bakkertje uit Berg hem almaar meer naar de kroon stak.
Raymond beleefde een Spartaanse jeugd. Vanaf zijn zeventiende moest hij bovendien met een heuse handicap verder: tijdens één van zijn eerste koersen knalde hij in Tremelo vol op een electriciteitspaal waarna hij de rechterarm voor de rest van zijn dagen nooit meer voluit kon plooien, but … “what doesn't kill you makes you stronger”. En of Raymond sterk en gestaald was, hij kon de pijngrens heel ver voor zich uit duwen en dat rendeerde. Hij werd véél te weinig in één adem vernoemd met die andere naoorlogse coryfeeën Briek Schotte, Stan Ockers, Rik Van Steenbergen, Rik Van Looy, Fred De Bruyne, …..
Raymond Impanis was uit hetzelfde fineerhout gesneden als Sean Kelly en Laurent Jalabert: absolute top in de klassiekers en een subtopper in de klassementswedstrijden. Géén van die drie rendeerde in de Giro d’Italia, waarmee ze in schril contrast stonden met Roger De Vlaeminck, die zich vooral op het Transalpijns schiereiland tot zijn recht kwam.
Na zijn aktieve carrière kon Raymond Impanis zich nog langdurig in zijn favoriete omgeving handhaven als pionier van de radioverbindingen die de koersontwikkelingen vanuit zijn Skoda naar de aankomst doorbriefte. Hij overleed op oudejaarsavond van 2010 ruim twee maanden na zijn 85ste Verjaardag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten