donderdag 3 oktober 2019

Zesmaal in de top tien van de Tour 
maar schandelijk vergéten:
Tour-icoon
Jan Adriaensens

Gisteren was het al een jaar geleden dat Jan Adriaensens in Rumst overleed, hij werd 86 jaar. Buiten Klein-Brabant zal vrijwel niemand het geweten hebben want op de nationale sportbladzijden was er geen iota van terug te vinden. In het onvolprezen boek “Top 1000 van het Belgisch wielrennen” van Jacques Sys wordt zijn naam niet eens correct want als Adriaenssens weergegeven, stuitend!

Jan wie?! Adriaensens, één van de iconische Vlaamse bindtekens tussen Sylvère Maes (1939) en Eddy Merckx (1969). Hij was profwielrenner van 1952 tot 1961 met de Tour de France als rode draad. Aan zijn jaarlijkse zomerkermis nam hij achtmaal deel en eindigde zesmaal in de eerste tien: derde in 1956, negende in 1957, vierde in 1958, zevende in 1959, derde in 1960 en tiende in 1961. 

Er zat evenwel nòg méér in dan die exquise ereplaatsen. Vooral de editie van 1956, het scharnierjaar tussen Louison Bobeten Jacques Anquetil, had hij moeten winnen maar hij werd gebeten door de eigen luizen, die liever de weinig illustere Poolse Fransman Roger Walkowiak hadden als winnaar. Hij kon zomaar meeschuiven in twee “ongevaarlijke” ontsnappingen die hem een … halfuur boni opleverden. Walkowiak had de bewuste steun van de regérende wereldkampioen Stan Ockers om Adriaensens schaakmat te zetten. In het hooggebergte hield Wako véél beter stand dan verwacht. Vooral in de koninginnenrit van de Alpen van Torino naar Briançon (alover de de Mont Cenis, de Croix de Fer en de Luitel) steeg hij (vijfde!) hoog boven zichzelf uit en heroverde de gele trui, die hij niet meer zou afstaan. Jan Adriaensens verloor die dag zes minuten, bijna het dubbele van zijn mali in Parijs. De meer ervaren Ockers had Adriaensens kunnen gidsen maar paste daarvoor. Met ploegleider Sylvère Maes als regisseur beveiligde hij zoveel liever zijn tweede groene trui op een rij. Het landenklassement was dan al binnen. Richard Van Genechten zondigde nog flagranter tegen het ploegenspel. Hij viel vrij vroeg aan en moest zich van Sylvère Maes nièt laten uitzakken tot bij de zwalpende Adriaensens. Zelfs Tourdirecteur Jacques Goddet zag het met lede ogen aanen kapittelde in L’Equipe  de Tourwinnaar van 1939Die reageerde met het statement dat hij nog geloofde in de kansen op de eindzege van Ockers, die op vijf dagen van het einde vijfentwintig minuten achterstand telde op Walkowiak.
Tussen Adriaensens en Ockers kwam het niet meer goed, ook al omdat de Sinjoor twee maanden later in het Sportpaleis verongelukte. Het Belgisch team keerde als een rijke verliezer terug van de 43ste Tour maar de individuele hoofdprijs was verkwanseld. Jan Adriaensens glunderde groen op het eindpodium naast twee bedremmelde Fransen. Roger Walkowiak godbetert hield tenslotte amper 1’25 over op (de inmiddels 92-jarige) Gilbert Bauvin, wiens plaats hij had ingenomen in de Nord-Est-Centre - ploeg nadat die laatste ter elfder ure werd opgevorderd voor het Franse nationale team. 

Jan Adriaensens de absolute kopman de volgende jaren? Dat had je gedacht. Het verging hem tijdens de aansluitende jaren wat minder maar in 1960 verkeerde hij opnieuw in bloedvorm. Sylvère Maes was inmiddels als ploegleider opgevolgd door de ex-wereldkampioenen Jean Aerts en Georges Ronsse. Veel meer privileges leverde dat Adriaensens niet op, zelfs al veroverde hij de gele trui op de zesde dag in Lorient, waar hij met Hans JunkermannGastone Nencini en Roger Rivière dertien minuten eerder dan het peloton arriveerde. Het eindpodium leek daar al in aanleg, enkel de volgorde stond nog niet vast. Junkermann (wiens Duitsland als klein wielerland slechts acht starters had) en Adriaensens (die bij halfweg al vijf van zijn elf landgenoten had zien opgeven) stonden er het slechtst voor. Het zou dus een duel worden tussen Nencini en Rivière, die aan de voet van de Alpen door amper anderhalve minuut gescheiden werden. De Italiaan moest op de Fransman, een uitmuntende tijdrijder, meer voorsprong verwerven en nam in de afzink van de col du Perjuret levensverachtende risico’s. Rivière probeerde hem te volgen, haperde aan een betonblok en belandde in een tien meter diepe ravijn. Een dubbele breuk aan de wervelkolom verlamde hem voor 80%. Hij raakte verslaafd aan pijnstillers en overleed in 1976, net veertig geworden, aan strottenhoofdkanker. Ook Gastone Nencini zong het niet lang uit. Hij overleed aan longkanker, een maand vòòr zijn 50ste verjaardag. Dan ben je als Jan Adriaensens, met een dubbel zolang leven, zoveel beter af. Hij nam al op zijn 29ste in 1961 afscheid van de Tour met een tiende plaats. Het jaar daarop werd de Tour met merken gereden en Jan kon zich daar niet in vinden. Hij oordeelde dat de Tour een zaak was van landen en niet van merken. De Lemme stopte zelfs helemaal met koersen om in eigen Ruisbroek een lucratieve biersteker te worden.

Sterke en gelijk brave Jan had een uitgesproken mening. Zo liet hij mij in Wevelgem, tijdens het 75ste verjaardagsfeest van Briek Schotte, weten dat hij totaal niet geloofde in de duurzaamheid van Frank Vandenbroucke. Hij sprak tijdens die mooie avond (helaas) profetische woorden uit. Briek Schotte luisterde mee maar zwéég.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten