woensdag 30 oktober 2019

ZWEDEN is een 
vergane koersnatie

Zweden is de jongste jaren helemaal weggedeemsterd. Het telt nog amper één vertegenwoordiger (bij Groupama-FDJ) in de World Tour: de meervoudige Zweedse kampioen tijdrijden Tobias Ludvigsson die in het wereldkampioenschap niet eens de top dertig haalde. Hij had nogal wat illustere voorgangers.
Niet Niklas Axelsson die zowel in 2001 als in 2009 op epogebruik betrapt werd en levenslang geschorst. Rond de eeuwwisseling blonk hij vooral uit in de Giro (zesde eindplaats in 1999 en derde in de Giro di Lombardia 2000).
Magnus Bäckstedt beleefde zijn delirium in 2004. Vier dagen na zijn tweede plaats (na Tom Boonen) in Gent-Wevelgem haalde hij het in Paris-Roubaix van zijn medevluchters Tristan Hoffman, Roger Hammond en Fabian Cancellara.
Bernt Johansson werd in Montreal 1976 Olympisch wegkampioen en leek in de beroepscategorie meteen op de volle doorbraak af te gaan als tweede in de Giro di Lombardia 1978, als derde in La Flèche Wallonne en in de Giro (ook twee dagzeges) in 1979. Hij bleek evenwel een meteoor die er al op zijn zevenentwintigste de brui aan gaf.
Gustav Erik Larsson was een notoir tijdrijder die vanaf 2010 vijf Zweedse titels op een rij behaalde en die hij uitdroeg op het wereldkampioenschap: vierde in Verona 2004, vijfde in Varese 2008, tweede (op nog geen anderhalve minuut van Fabian Cancellara) in Mendrisio 2009, tiende in Geelong 2010, negende in Firenze 2013. Hij won ook de tijdrit van de Giro 2010 en van Paris-Nice 2012 (vòòr de aanstaande Tourwinnaar Bradley Wiggins!). Hij waagde zich in maart 2015 aan een aanval op het vijf weken jonge werelduurrecord van Rohan Dennis (52,491 km.) maar bleef steken op 50,016 kilometer.
Glenn Magnusson behaalde vanaf 1996 driemaal op een rij een dagzege in de Giro. In 1998 won hij de Giro di Puglia. 
Sven-Ake Nilsson beloofde meer dan hij, na winst in de Tour de l’Avenir 1976, waarmaakte. Hij haalde wel het podium van de Amstel (derde in 1979), La Flèche Wallonne (tweede na Giuseppe Saronni in 1980), derde (+ dagzege in de Vuelta 1982). In de Tour werd hij zevende in 1980 en achtste in 1981.
Tommy Prim was vooral een adept van de Giro, waarin hij in 1980 spraakmakend debuteerde met een dagzege en de vierde eindplaats. In de twee volgende edities werd hij telkens tweede. In 1981 telde hij (na winst in de Tour de Romandie) amper 38” mali op Giovanni Battaglin maar in 1982 kon hij Bernard Hinault niet in verlegenheid brengen. Dichter zou hij niet meer komen, wel nog eens vierde (in 1985). Bizar dat Tommy nooit aanzette in de Tour noch in de Vuelta. Hij behaalde wel dagzeges in Paris-Nice, Romandië en de eindzege in Tirreno-Adriateco 1984. In de klassiekers was hij enkel aan zet met top vijf plaatsen in Milano-Sanremo en in de Giro di Lombardia. Hij won in 1983 wel de gedevalueerde Paris-Brussel.

VIER STRAFFE BROERS PETTERSSON

De strafste Zweedse coureurs waren de vier (!) broers (Eric, Gösta, Sture en Tomas) Pettersson, die vanaf 1967 driemaal op een rij wereldkampioen 100 km. ploegentijdrit werden. In de Olympische 100 km. van Mexico 1968 moesten zij het verrassend maar wel duidelijk (+1’37”) afleggen tegen het Nederlandse kwartet (Fedor den Hertog - Jan Krekels - René Pijnen - Joop Zoetemelk), dat drie weken later forfait gaf op het WK in Romagna (It.), dat de Petterssons soeverein (-6’32” Zwitserland en -7’07” Italië) wonnen.
Gösta werd in 1970 op zijn negenentwintigste (rijkelijk laat voor die periode) contractrenner bij Ferretti. Hij debuteerde met de zesde eindplaats in de Giro en met een derde (na Eddy Merckx en Joop Zoetemelk) in de Tour. In 1971 stond hij (derde) in Milano-Sanremo op het podium, waarop men hem eerder verwachtte in de Giro di Lombardia. Dat jaar won hij wel soeverein de Giro van Herman Vanspringel (+2'04") en Ugo Colombo (+2'35").

Geen opmerkingen:

Een reactie posten