zondag 13 november 2022

Gerben KARSTENS  

de ... Willy DEBOSSCHER van de weg

 

Gerben Karstens overleed al ruim een maand geleden op zijn 80ste. Toen kwam het er niet van om aan hem een hommage te wijden maar de dood van Henry Anglade, zijn antipode, deed mij weer aan hem denken en alsnog postuum belichten.

 

Ja, de Karst: hij was er gauw en snel bij in een gedaante dat je hem niet meteen zou verwacht hebben: als ploegentijdrijder, die in Tokyo 1964 Olympisch kampioen werd aan de zijde van Evert Dolman, Jan Pieterse en Bart Zoet

Gerben, een notariszoon uit Leiden, was de enige wiens palmares dat explootoverleefde omdat hij het op jonge leeftijd bij die ene keer hield.

 

Gerben werd in 1965 meteen beroepsrenner in de Televier-ploeg van Kees Pellenaarsdie hem in de Tour voor de leeuwen leek te gooien. Toch niet want op 13 juli, dag op dag één jaar nadat hij er van Roger Swerts en Lucien Aimar al de slotrit van de Tour de l’Avenir had gewonnen biste hij in het Parc de Princes de Paris bij de profs door de vlucht vooruit (45”) te nemen op de vlugge jongens. 

Dat heet dan met de deur in huis vallen, maar you didn’t seen nothing yet want anderhalve maand later won hij de bizarre 59ste editie van Paris-Tours. Om een zoveelste massaspurt te anticiperen waren de renners verplicht met een … vast verzet te rijden. De vermaledijde massaspurt met 70 werd door slechts één coureur gedribbeld, juist door die sakkerse Gerben die, met tussendoor een 8ste plaats in de Nationale Sluitingsprijs van Putte-Kapellen, op zijn elan doorging en ook in Il Lombardia op het podium werd geroepen als accessiet van de ongenaakbare kakelverse wereldkampioen Tom Simpson.

 

In 1966, het moeilijke jaar van de bevastiging, begon Karstens aan zijn recital van dagzeges in de grote ronden met drie stuks in de (voorjaarse) Vuelta en bovenal twee in de Tour.

In die sector zou hij afkloppen op 21 stuks: 14 in de Vuelta, één in de Giro en zevenin de Tour, waarin hij in 1974 twee dagen le mallot jaune droeg.

 

De klassiekers leken minder aan hem besteed tot de jaren 70 eraan kwamen, aansluitend op zijn medisch gecentesteerde overwinning in de Giro di Lombardia 1969, die aan Jean-Pierre Monseré werd overgedragen. In Milano-Sanremo 1970 was Gerben Karstens allicht de beste en toch naderde hij geen meter omdat de vooroprijdende Michele Dancelli ongemoeid mocht stayeren in het kielzog van de begeleidende vespa’s. Het werd gedoogd omdat het al 17 jaar geleden was dat een Italiaan (Loretto Petruccisant in eigen land was geweest in de Primavera. Zelden werd op televisie een koploper in een grote koers minder in beeld gebracht als Dancelli op die zonovergoten vrijdag 19 maart 1970.

Karstens overschreed in 1974 andermaal als eerste de finish van Paris-Tours maar het werd niet als een overwinning geacteerd omdat hij ‘vergat’ om naar de medische controle te gaan.

In 1971 haalde Gerben het podium van Gent-Wevelgem (3de na Georges Pintens en Roger De Vlaeminck) en van de Amstel Gold Race (2de na Frans Verbeeck) maar in de monumenten Vlaanderen en Roubaix haalde hij ternauwernood de top tien en al evenmin in het Ardense tweeluik.

 

Elf jaar later eigende Karstens zich opnieuw de apotheose van de Tour toe. Op de Champs-Elysées ging men ervan uit dat Freddy Maertens met een negende ritoverwinning alleenrecordhouder inzake dagzeges zou worden maar dat was zonder de waard-Karstens gerekend, hij zorgde ervoor dat Charles Pélissier (1930) en Eddy Merckx (1970 en 1974) op gelijke hoogte van Freddy bleven.

 

Behalve winnen (45x op de internationale kalender) haalde Karstens ook geregeld het nieuws met grappen, grollen en stunten die niet door iedereen even gesmaakt werden. Hij was de Willy De Bosscher van de wegwedstrijden, waarmee hij in het huidige tijdvak niet zomaar zou wegkomen. Gerben zou in de strenge 21ste eeuw enkel gedijthebben omwille van de betere verloning, hij zou ongetwijfeld één van de bestbetaalden van het huidige peloton zijn geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten