donderdag 28 november 2019

Stephen Roche,
the second one with the triple crown

Enkel Eddy Merckx deed het hem voor in 1974 maar niemand zou het beiden nog nadoen: binnen één en hetzelfde seizoen én de Giro én de Tour winnen én wereldkampioen worden! Stephen Roche is de naam van de Ierse uitzonderingsfiguur die vandaag zestig jaar wordt.
De Dubliner meldde zich op 1 juni 1980, dag waarop hij Paris-Roubaix voor liefhebbers won vòòr Dirk Demol (die acht jaar later de profversie zou winnen). Ronald (vader van Greg) Van Avermaet werd negende. En toch werd Stephen géén klassieke coureur (zelfs al werd hij in 1982 tweede in de Amstel Gold … Raas) maar een klassementsrenner die het jaar daarop, acht maanden vòòr zijn 21ste verjaardag, al Paris-Nice won. De toon werd opgelijst met eindwinst in de Tour de Romandie in 1983 en 1984. Die jaren was hij op verkenning geweest in de Tour die hem volgens een 13de respectievelijk 25ste plaats te hooggegrepen léék. Dat standpunt moest na zijn derde plaats in 1985 herzien worden. 1986 werd door een zware valpartij (knie!) een quasi nuljaar maar in 1987 was hij, na zijn overstap naar Carrera-Vagabond, meer dan ooit terug. Hij moest er wel afrekenen met zijn frère-ennemi Roberto Visentini, de titelverdediger in de Giro die de scepter niet zomaar wou afgeven, zeker niet nadat hij de 46 km. lange tijdrit van Rimini naar San Marino overtuigend (Roche +2’47”). Hij leek gewonnen spel te hebben maar de rustdag deed hem goed. Roche moest er wat van gemerkt hebben en schroomde zich, de woedende tifosi trotserend, niet om de rozetruidrager aan te vallen. Die stortte, richting Sappada helemaal in, en zou zelfs niet meer aanzetten in de slotrit. Roche nam over en werd tijdens de slotweek niet meer in verlegenheid gebracht. Hij diepte zijn voorsprong almaar verder uit. Vijfentwintig dagen later begon hij aan zijn tweede grote uitdaging, de Tour waarvoor Roberto Visentini bedankte. Roche reed, met zijn onvolprezen luitenant Eddy Schepers in steun, op de spaarmodus en stelde pas in de late tijdrit rond Dijon orde op zaken stelde, zelfs al deed hij over de 38 km. 1’44” meer dan Jean-François Bernard, die evenwel geen regelmaat in zijn prestaties kon leggen. Pedro Delgado leidde in de tussenstand met 21” voorsprong. Men veronderstelde dat het tussen de beide antagonisten een close game zou worden. Dat werd het niet want Roche zette de Spanjaard een volle minuut weg en leidde in de nieuwe tussenstand met 40” boni. Hij had binnen de zes weken de beide grote ronden op zijn palmares bijgeschreven. Fausto Coppi deed het hem voor in 1949 en 1952, Jacques Anquetil in 1964, Eddy Merckx in 1970, 1972 en 1974; Bernard Hinault in 1982 en 1985; Miguel Indurain in 1992 en 1993; Marco Pantani in 1998.
Nog was Roche’s kolkende ambitie niet gestild. Ook het wereldkampioenschap in het Oostenrijkse Villach werd zijn prooi. Het was geen al te zware omloop aangezien 66 renners binnen de 1’45” finishten maar die toch uitsluitend allrounders op het voorplan bracht. Roche deed het volgens zijn beproefd recept: zo lang wachten om toe te slaan opdat hij trefzeker zou zijn. Rolf Sörensen voerde de forcing in de slotronde. Roche schoof mee met Rolf Gölz, Leo van Vliet en Guido Winterberg. Moreno Argentin leek de anderen terug te brengen, waarop Roche gevat anticipeerde met een succesvolle versnelling tijdens de lange laatste rechte lijn. 

Meer en beter kon hem niet meer weggelegd zijn. Bovendien speelde een vroegere knieblessure weer op en was zijn overstap naar Fagor een miscast met decompressie voor gevolg. Hij won nog wel het Baskenland in 1989, de Quatre Jours de Dunkerque in 1990, de Catalaanse Week en het Critérium International in 1991 en hij behaalde een ultieme dagzege in de Tour van 1992 maar al bij al was hij nog slechts een schim van de absolute topper van weleer. 
In 1991 was er, in de kleuren van het Belgische Tonton Tapis en met Roger De Vlaeminck als ploegleider, zijn ontluisterende passage in de Tour waarin hij zeven minuten te laat kwam aan de start van de ploegentijdrit, een mali die hij binnen de tijdslimiet niet meer kon goedmaken. Het had veel van een guilty pleasure of zelfs schuldig verzuim van de moegestreden wielergod.

Stephen Roche bleef wel op uiteenlopendewijze verbonden met het wielrennen, niet in het minst als de daddy van Nicolas en als de uncle van Daniel Martin. Géén van beiden reikt aan zijn enkels maar hun ongebreidelde inzet promoveert hen tot rolmodellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten