donderdag 1 april 2021

De kampioen van de wilskracht won 

40 jaar geleden de Ronde van Vlaanderen


Hennie KUIPER 

Nederlands véélzijdigste ooit

 

… met José DE CAUWER als onvolprezen sidekick

 

 

Kan men meer diesel zijn dan Hennie Kuiper is geweest? Hij was reeds de beloftenleeftijd gepasseerd wanneer hij in München 1972 de Olympische wegrit won. Francesco Moser werd daar achtste en Freddy Maertens elfde. De Denekamper toonde zich, in schril contrast met zijn meeste voorgangers en evenveel opvolgers, een titeldrager die als contractrenner de hoogste verwachtingen overtrof.

Velen zullen inmiddels vergeten zijn hoe exceptioneel Hennie Kuiper is geweest. Als klassieke coureur behoort hij met Fred De Bruyne, Sean Kelly en Philippe Gilbert, tot het kransje van vier dat net onder de ultra’s Rik Van Looy, Eddy Merckx en Roger De Vlaeminck die elk van de vijf monumenten minstens één keer wonnen. Enkel La Doyenne ontglipte Hennie omdat Bernard Hinault in Neige-Bastogne-Neige van 1980 nòg beter bestand was tegen de extreme winterse omstandigheden. Dit was nochtans de monumentale klassieker die hem het best moest liggen zoals Il Lombardia die hij het jaar daarop, 6,5 maanden na de Ronde van Vlaanderen, wèl won.

Dat hij Sanremo, Vlaanderen en Roubaix zou inpalmen, dat stond hoegenaamd niet in de sterren geschreven en toch kreeg hij  het voor mekaar. Het was (om in de Nederlandse terminologie te blijven) meer klönen dan schaatsen maar het ging vooruit, zeker in Paris-Roubaix waarin hij nochtans lek reed maar zelfs dàt kon hem niet stoppen.

Hennie realiseerde het als dertiger nadat hij zich als twintiger meer onderscheidde als klassementsrenner. In de Giro van 1973, zijn eerste grote ronde, werd hij aardig zestiende. In zijn eerste Tour in 1975 schoof hij (11de) nog wat dichter bij en het jaar daarop won hij, in de regenboogtrui, vrij verrassend de biljartvlakke rit die in Bornem arriveerde. Hij stond negende in de tussenstand op ruim vier minuten van Lucien Van Impe en Joop Zoetemelk tot hij twee dagen op een rij ten val kwam en richting Pla d’Adet niet meer verder kon. In plaats van hem te ontmoedigen laadde het hem nog extra op voor 1977. 

De rit naar l’Alpe d’Huez was cruciaal. Hennie passeerde de verzwakkende titelverdediger Lucien Van Impe en hij leek op weg naar een dubbelslag maar Bernard Thévenet bleef hem in de tussenstand nog acht tellen voor. In le maillot jaune kon Nanard meer invloeden aanwenden en in de lange tijdrit rond Dijon deed hij over de 50 km. 38” minder dan Hennie. 

Na zijn nieuwe zege op l’Alpe d’Huez stond hij derde, weliswaar op ruim vijf minuten van Joop Zoetemelk en Bernard Hinault. In de koninginnenrit van de Alpen waagde hij zich aan een roekeloze ‘all or nothing’. Ook in de afzink van de col du Granier nam hij excessieve risico’s die hem, met Jan Wauters op de motard als machteloze ooggetuige, een bocht deden missen en waarbij hij een sleutelbeenbreuk brak.

Nog gaf Hennie het niet op. In 1979 werd hij vierde en in 1980 tweede met zeven minuten meer dan de veel beter omringde Joop Zoetemelk, die vooral kon terugvallen op Henk Lubberding en Johan van der Velde. Joop nam pas in 1988 op zijn 39ste afscheid van de Tour.


De Kampioen van de Wilskracht (de titel van zijn prijzenswaardig boek) is ontegensprekelijk de veelzijdigste Nederlandse coureur, zelfs  al wonnen Jan Janssen en Joop Zoetemelk de Tour wèl (én de Vuelta, waarin Kuiper vijfde werd in 1975 en zesde in 1976) en was Jan Raas een performantere ééndagscoureur, die vijf monumenten won én vijfmaal de Amstel Gold Raas. In mijn naoorlogse palmares ranking komt Kuiper als derde Nederlander (na Zoetemelk en Raas) uit de op 33ste plaats.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten