woensdag 10 maart 2021

Il Giraffa wordt vandaag prachtig Tachtig


Martin VAN DEN BOSSCHE 

één van de zeldzamen die 

Eddy Merckx durfde te weerstaan

 

Winnen was maar zelden aan hem besteed. Op de internationale kalender won hij hooguit één keer: de Giro del Lazio in 1972. De G.P. Paul Borremans in Viane 1963 en de Schaal Sels in Merksem 1964 waren regionale koersen.

Zijn allermooiste succes viel hem te beurt evenwel in 1970, de bergprijs in de Giro waarin hij als derde eindigde. Anderhalve maand later werd hij vierde in de Tour. 1970 was hét jaar van zijn leven, waarin hij vooral zijn vrouw Antonia, een buurmeisje van Marino Basso, leerde kennen. Al in november van datzelfde jaar huwden ze en woonden vijf jaar in Italië. Na een zware val op 9 mei 1974 keerde Martin ter verzorging naar Vlaanderen terug en hij kon zijn vrouw overtuigen om hier te blijven. Hij nam op zijn 33ste nam hij afscheid van het wielrennen en dat bracht hem voor het gapende zwarte gat. Een eigen zaak opstarten speelde al langer in zijn hoofd maar wat, waar en hoe? Jolly Ceramica, zijn laatste broodheer als coureur, bracht soelaas. Met die multinational kwam hij tot een vruchtbare samenwerking die leidde naar een eigen tegelbedrijf. Het werd een tophit die voortgezet wordt door de zoon Niki

Martin maakt nog graag zijn opwachting op bijeenkomsten met oude koersvrienden, zoals bijvoorbeeld de Guido Reybrouck Classic. Wie bij die gelegenheden met hem in contact komt, krijgt te maken met een sterke wel eens verrassende persoonlijkheid die hij reeds cultiveerde als renner.

Martin was vanaf 1968 tot en met 1973 één van de voornaamste luitenanten van Eddy Merckx. In 1970 kwam er een kink in die kabel. Martin werd in de loop van 1969 gesolliciteerd door meerdere Italiaanse teams die hem een meervoud boden van wat hem bij Eddy te beurt viel. Martin stond voor een dilemma waarmee hij, in de hoop van een consensus, naar Eddy trok. Die was in alle staten en reageerde met  “voor mij ben je het ­bedrag dat men je biedt niet waard, want tenslotte heb je toch niet zoveel gewonnen”. 

Dat gebeurde zowaar daags vòòr de Pyreneeënrit in de Tour waarin Merckx zijn meest heroïsche nummer opvoerde om in Mourenx met acht minuten voorsprong te arriveren. Martin bereidde die raid voor op de Tourmalet, die hij eerste wilde overschrijden wat Eddy hem evenwel niet toestond wegens Martins geflirt met een ander team. Merckx misgunde het iemand die hem wilde verlaten waarop Martin reageerde met “… een kleine coureur had van u vandaag een groot gebaar verwacht”.

De klad zat er dus behoorlijk in. Merckx zag zich drie dagen later de dagzege op de Puy de Dôme door de neus geboord. Pierre Matignon had une echappée-bidon tot een goed einde gebracht. Matignon godbetert, de rode lantaarn van het klassement, die daags voordien in een softe rit het peloton niet had kunnen volgen en maar net binnen tijd arriveerde. Had Martin Van den Bossche, die op de Puy de Dôme zelf vierde werd, Merckx niet voluit gesteund in zijn achtervolging op Matignon? De sfeer tussen beiden werd er niet beter op en Martin aarzelde niet om naar Molteni over te stappen en er een gouden 1970 te savoureren.

En dan kwam de kat op de koord. Faema hield na het seizoen 1970 op te bestaan zodat Eddy Merckx en de zijnen op zoek moesten naar een andere uitvalsbasis, die zowaar Molteni werd zodat de frères-ennemi Eddy en Martin vanaf 1971 herenigd werden, maar niet van harte. Martin zou er geen moeite mee gehad hebben om zijn hand- en spandiensten te hernemen maar kreeg hij daar de kans niet toe. Hij werd zowaar uit de selectie gehouden voor de Giro en de Tour. In 1972 was hij er wel opnieuw bij en hij assisteerde Merckx bij een derde overwinning in de Giro en bij een vierde (op een rij) in de Tour.

Martin bolde in 1973 uit bij Jolly Ceramica. Goed dat hij dat deed want het was de opstap naar een overgeslaagde reconversie als coureur.

De carrière van Martin Van den Bossche begon atypisch. Op 12 juli 1959 werd hij in het biljartvlakke Helchteren kampioen van België nieuwelingen door zich uit de voeten te maken voor de sprinters. Roger Cooreman werd tweede en Jef D’Hont (de even omstreden als flamboyante soigneur van diverse wielerteams) derde. Topfavoriet Jos Wouters, die dat jaar 32 overwinningen behaalde, bleef er steken op de vijfde plaats.

Als liefhebber (tweede in de Österreich-Rundfahrt) was hij eerder veelzijdig dan top en dat leverde hem al meteen een selectie op voor het WK 1961 in Bern, waar hij tiende werd, en vanaf 1963 contract(je)s bij Solo - Van Steenbergen, Wiel’s - Groene Leeuw, Romeo-Smiths.

Een vierde plaats  G.P. des Nations 1964 (gewonnen door Walter Boucquet) was het eerste momentum waarmee hij de aandacht trok.

In 1965 werd hij vooral derde (na Carmine Preziosi en Vittorio Adorni maar weer vòòr Roger Cooreman) in Liège-Bastogne-Liège.

Tiende plaatsen in zowel de Tour als in het WK op de Nürburgring in 1966 waren best aardig maar te weinig om nog verder voor eigen eer en glorie te koersen. 

Ook in 1967 bleef de stroomversnelling uit en dus koos Martin vanaf 1968 op zijn 26ste wijselijk ‘eieren voor zijn geld’ bij Faema met Eddy Merckx als delende grootverdiener. Die samenwerking liep niet onverdeeld van een leien dakje maar de boni overtroffen aanzienlijk de mali. En bovenal: met Martin kwam het ook helemaal goed na zijn rennerscarrière en dat konden ze niet allemaal zeggen in die periode.

1 opmerking: