vrijdag 28 januari 2022

Franse uitvinding werd een zaak van de Lage Landen

 

De (voor)geschiedenis 

van  het WK veldrijden


 

Le Critérium International (vanaf 1924 niet ononderbroken tot en met 1949) inbegrepen heeft het veldrijden tot op heden exact 90 internationale kampioenschappen gehad.

 

Het WK veldrijden mag best als een Franse uitvinding aanzien worden. Vanaf 1924 was er dus Le Critérium International cross-country op een steevaste locatie in de buurt van Parijs, die vijftien (viermaal Robert Oubron) van de twintig keren door een Fransman gewonnen werd. De Vlamingen Henri Moerenhout, Sylveer Maes en Maurice Seynaeve (2x) wurmden er zich tussen. Ook Jean Robic zag er, in het jaar dat hij de eerste naoorlogse Tour zou winnen, een opportuniteit in die ene keer dat het in Luxembourg werd georganiseerd.

 

De Parisien Achille Joinard was in die dagen de voorzitter van de UCI en zijn profileringsdrang lijstte Le Critérium International op tot Le Championnat du Monde,toen al een zwaar opgeklopte titel. Niet topfavoriet Roger Rondeaux, die de twee laatste edities van het officieuze WK had gewonnen maar wel Jean Robic veroverde, hoewel hij spurtte als een verroest strijkijzer, de eerste regenboogtrui. Voor de perceptie was het beter dat een ex-Tourwinnaar de erelijst opende. 

 

Voor Rondeaux was uitgesteld niet verloren want de volgende jaren scoorde hij een loepzuivere hattrick, waarna hij werd afgelost door de nòg stràffere André Dufraisse die vijf(!)maal op een rij won en die vorig jaar zijn 95ste verjaardag net niet haalde.

 

De Italiaan Renato Longo brak begin 1959 de Franse ban met de Duitser Rolf Wolfshohl als meest geduchte concurrent. Die twee zouden de vroege jaren zestig helemaal naar hun pedalen zetten. Renato haalde het met 5-3 van Rolf, die ook als wegrenner hoog scoorde en toch als de standvastigste veldrijder uit de WK-historie mag aanzien worden.

 

Het was een verademing dat begin 1966 in het Spaanse Beasain de amper 21-jarige Erik De Vlaeminck de monotonie doorbrak. Toch moest de huppelende generaal het jaar daarop tijdens een totale offday in Zürich wijken voor het ultieme kunstje van de Italiaanse maestro. Eric werd er als titelverdediger pas vijfde op bijna twaalf minuten. Néén, de Eeklonaar was er niet te vroeg aan begonnen want hij triomfeerde de volgende zes jaar en overtrof daarmee de vijfslager van André Dufraisse. Indien Eric zichzelf meer in de hand had kunnen houden dan zouden minstens tien regenboogtruien zijn deel zijn geworden. Eric werd in 1974 afgelost door Albert Van Damme en in 1975 door zijn broer Roger.

 

Vanaf 1976 werd Albert Zweifel de volgende metronoom. Na zijn vierde opeenvolgende titel in 1979 was het zeven jaar wachten op de vijfde. Vooral Roland Liboton wurmde er zich met vier titels in vijf jaar tussen. Danny De Bie (1989) en Paul Herygers (1994) waren meer dan one hit wonders. Adrie van der Poel moest vanaf 1988 vier opeenvolgende dichtste ereplaatsen (na wisselende overwinnaars) voor lief nemen vooraleer hij in Montreuil 1996 eindelijk triomfeerde. 

 

De vroege jaren 90 van vorige eeuw waren die van éénmalige winnaars als het voorspelvan de Vlaamse hegemonie vanaf 1998 met vooral Mario De Clercq, Erwin Vervecken en Bart Wellens. Zij werden globaal ruim overstegen door Sven Nys, die slechts twee titels behaalde omdat hij liever tien vogels in de hand dan één in de lucht had = de zekerheid van lonende eindzeges in de Wereldbeker (7), de Superprestige (13) en de Gva/BPB Trofee (9) in plaats van te pieken naar de onzekerheid van de regenboogtrui, die zijn commerciële waarde niet verder zou opvoeren. Eén en ander promoveert de kanniBaal tot de best betaalde veldrijder ooit.

 

Zdeněk Štybar schoof er als enige vreemde eend in de bijt tussen. Hij hield Sven Nysvan een volgende wereldtitel. Dat deed hij in Hoogerheide 2014 aan het eind van een winter, waarin hij slechts een handvol veldritten reed. 

Behalve de naar Vlaanderen ingeweken Tsjech waren het enkel Nederlanders die het Vlaamse monopolie verstoorden: Richard Groenen-daal in 2000, Lars Boom in 2008 en de jongste jaren Mathieu van der Poel, die op Wout Van Aert 1-3 achterkwam maar de twee vorige keren gelijkstelde. Mathieu had in Tabor 2015 wel al een eerste titel behaald.

 

Zonder Mathieu van der Poel zou het Vlaamse overwicht stuitend zijn geweest. In Koksijde 2012 bezetten de Vlamingen de eerste zeven plaatsen van de uitslag. Ook in Bogense 2019 en in Dübendrof 2020 haalden zeven Vlaamse veldrijders de top tien, in Oostende 2021 waren het er ‘slechts’ zes.

In deze context is het epitheton ‘kampioenschap van de wereld’ misplaatst. Kampioenschap van de Lage Landen of exacter ‘open’ (de Brit Tom Pidcock zal er tussen staan) zou gepaster zijn.

 

Die Tom Pidcock 2022 is bijna een krentenpikker à la Zdeněk Štybar in 2014. Tijdens de voorgaande maanden hielpen zij amper het brood bakken om er toch de krenten te komen uitpikken. Wie kan hen ongelijk geven?

Štybar reed in de winter van 2013-2014 vòòr het WK amper zes andere veldritten, Pidcock deze winter toch al twaalf maar nog niet de helft van Toon Aerts, Quinten Hermans, Eli Iserbyt, Lars van der Haar en Michael Vanthourenhout, van wie Iserbyt de ‘meest rechthebbende’ is. Eender welk ‘kampioenschap van de wereld op één namiddag’ is precies naar een Casino gaan met alle spelers en hun opbrengsten van de voorgaande spelrondes  en er een soort quitte ou double’ spelen.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten